Reisverhalen ss "Aagtekerk"

Waarneming van bijzonder meteorologisch verschijnsel  


Aan boord van het ss. "Aagtekerk", varende in de Indische Oceaan, werd op de avond van 1 januari jl. door Kapitein P. C. J. Smittenaar en de stuurman van de wacht een zelden voorkomend verschijnsel waargenomen. Een melkachtig wit bolvormig voorwerp, dat optisch gezien iets kleiner in oppervlakte was dan de zon, bewoog zich met grote eenparige snelheid van het schip af in Westelijke een flauw verlicht spoor achterlatend. Het stond  10 seconden stil op de hoogte' van 20' boven de kim en verdween daarna schuinsrechts omhoog in het wolkendek. In tegenstelling tot meteoren, welke we vooral aan het eind van ieder jaar zoveel kunnen zien, gaf het voorwerp geen helder licht en bleef de lichtsterkte constant evenals de verlichting van de baan, die slechts flauw was. Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, van mening dat een “bolbliksem’ werd gezien. Men concludeerde dit uit de beschrijving van het verschijnsel, welke geheel klopt met het gedrag van bolbliksems, waarvan analoge rapporten in de archieven aanwezig zijn zelfs van vóór 1896, terwijl tevens uit het aan boord bijgehouden meteorologisch journaal bleek, dat op diezelfde dag bij een temperatuur van 27' C natte sneeuwval gerapporteerd. Het K.N.M.l. acht de sneeuwval welhaast dan nog merkwaardiger. Het moet op die dag in de omgeving van het schip ergens tot onweer gekomen zijn, waarbij de bolbliksem ontstond. Deze verklaring zal de opvarenden wel enigszins ontnuchteren, want de fantasie van de zeeman had al spoedig de schuld aan de Marsbewoners gegeven, die per "Vliegende Schotel' de “Aagtekerk” wilden bezoeken.


Het hoesje Nico Roskam


De Aagtekerk, net uit Aden vertrokken, voer rustig op een spiegelgladde zee richting Suez. Op de 4-8 wacht had de 1e Stuurman een opruimcomplex gekregen en was alle kastjes aan het opruimen. Onder in een van de kastjes vond hij een hoesje, dat na enig denken alleen maar kon passen op de telegraaf boven op het schavotje. De 4e Stuurman kreeg dan ook ogenblikkelijk de opdracht het hoesje die morgen op de telegraaf aan te brengen. Aan het eind van zijn torn-to herinnerde de 4e zich ineens dat hij het hoesje nog moest aanbrengen. Hij ging naar het schavotje en zag dat de telegraaf op volle kracht vooruit stond, dus met het handel schuin naar beneden. Er was echter een probleem: het hoesje paste alleen als het handel verticaal omhoog stond.
Maar juist die morgen had de 1e nog gezegd dat hij zich een beetje doortastender moest opstellen. Dus dacht hij na en kwam tot de conclusie dat als er op de brug al drie waren, de telegraaf op het schavotje wel buiten werking zou zijn. Resoluut zette hij het handel verticaal met als gevolg, dat zowel op de brug als in de machinekamer, met veel bel gerinkel de wijzer van de telegraaf op stop kwam te staan.
Paniek overal. De 3e Stuurman die de 8–12 wacht liep snapte niet wat er gebeurde. Maar in de machinekamer wist men ook niet wat er aan de hand was en dus werd de telegraaf op stop gezet, de manoeuvreerafsluiter dichtgedraaid, branders uitgezet en het waterpeil van de ketel in de gaten gehouden. Op de brug, waar de Kapitein en bijna alle Stuurlui inmiddels aanwezig waren, kwam men tot de conclusie dat er alleen iets met de telegraaf niet in orde was. Er werd naar de machinekamer gebeld dat er niets loos was en er geen reden was om vaart te verminderen. Inmiddels had de 4e in de gaten gekregen wat hij had veroorzaakt en zette de telegraaf weer op volle kracht vooruit, hetgeen meteen beantwoord werd vanuit de machinekamer. Na enige tijd was op de brug en in de machinekamer de rust weergekeerd. Echter niet in de hut van de 1e , waar de 4e te verstaan kreeg dat te veel doortastendheid ook niet goed was (deze zin geeft de werkelijkheid niet geheel weer).
Overigens heeft de 1e Stuurman het hoesje weer onder in een van de kastjes opgeborgen om er zeker van te zijn dat het die reis niet meer tevoorschijn kwam.


Lekkende stoompijpen Nico Roskam


De Aagtekerk, in 1942 te water gelaten als hulpvliegdekschip, was in 1947 door de VNS overgenomen. Ze werd voortgestuwd door een turbine-installatie, die via een dubbele tandwieloverbrenging het vermogen op de schroefas overbracht. De stoom voor deze turbine werd door twee Foster Wheeler ketels met een druk van 32 bar (toen nog kg/cm²) geleverd.

Op zondag 29 maart 1953 was de Aagtekerk rustig op weg van Genua naar Napels, toen plotseling op de 8-12-wacht met veel geraas uit de omkasting van SB-ketel stoom ontsnapte. De ketel werd afgezet en op één ketel met verminderde vaart werd de reis vervolgd.
Nadat SB-ketel was afgekoeld werd het onderste stookfront verwijderd om te kunnen zien welke pijp of pijpen er lekten. Na het waterpeil in de ketel op de juiste hoogte te hebben gebracht stroomde al snel uit twee pijpen in de vuurhaard het water naar beneden. Besloten werd om met proppen deze twee pijpen af te stoppen. De proppen werden aan beide zijden in de pijpen aangebracht. De ketel werd met water onder druk gezet, waarna bleek dat er nog steeds water in de vuurhaard naar beneden kwam. Er moest meer aan de hand zijn, dat kon je echter alleen aan de buitenzijde van de ketel zien. Hiervoor moest de omkasting en de isolatie van de ketel verwijderd worden. Toen bleek dat acht pijpen zodanig waren ingevreten dat vervanging noodzakelijk was. Een karwei dat nog nooit een van de WTK’s had meegemaakt. Maar ja het moest toch gebeuren, dus niet zeuren maar doen.
Overlegd werd wat de juiste methode was om dit toch niet alledaagse karwei tot een goed einde te brengen.
De acht pijpen moesten zo dicht mogelijk bij de stoomdrum en de waterkast afgebrand worden. In de wand van de stoomdrum en de waterkast bleven dan de restanten van de pijpen achter. Speciaal gereedschap om deze einden te verwijderen was er natuurlijk niet.
Hoe konden nu, zonder de wanden van de stoomdrum en de waterkast te beschadigen de pijpen verwijderd worden? Er was maar één mogelijkheid: met een zaagblad, omwikkeld met wat isolatieband, moesten op een afstand van 10 mm twee zaagsneden in de lengterichting van de pijp worden aangebracht.

Voorzichtigheid was echter geboden, want het materiaal van de stoomdrum en de waterkast mocht natuurlijk niet ingezaagd worden. Het reepje materiaal van 10 mm kon dan zorgvuldig met een ritsbeitel worden weggetikt. Waarna met een zet de uiteinden van de pijp naar elkaar toe werden geslagen en de pijp gemakkelijk te verwijderen was. Een simpel idee, maar ja…
Al snel kwamen we erachter dat het toch niet zo simpel was.
Om de stoomdrum goed toegankelijk te maken werden alle leidingen en andere voorzieningen verwijderd. En daar zat je dan uren te zagen in een bloedhete stoomdrum waar ter verfrissing een luchtslang heel zachtjes wat lucht naar binnen blies (Arbo- voorschriften had men toen nog nooit van gehoord). Om het kwartier eruit om wat op te drogen en wat water te drinken en dan weer verder. Natuurlijk werd aan de buitenzijde bij de waterkast ook druk gezaagd. Twee pijpen konden op deze manier per dag verwijderd worden. Alleen het verwijderen van de pijpen zou al vier dagen duren. Maar omdat we ruim een week, waar ook de paasdagen in vielen, in Napels zouden liggen, was er tijd genoeg. Wel moest er tijdens de paasdagen doorgezaagd worden.

Om ons toch in de gelegenheid te stellen om wat van Napels en omgeving te zien werd het zo geregeld dat iedereen een van de paasdagen vrij was. En zo lieten wij ons 1e Paasdag inschepen op een bootje dat ons naar Capri bracht. Een prachtig eiland vol met bloeiende planten. Een bezoek aan de blauwe grot deed al onze inspanningen aan de dagen ervoor vergeten. Bovendien deden we energie op om de komende dagen verder te zagen.
Tijdens het zagen werden uit de reservevoorraad acht nieuwe pijpen gehaald die gereed werden gemaakt om geplaatst te worden. Nadat de oude pijpen verwijderd waren, werden de nieuwe pijpen op hun plaats aangebracht om in de stoomdrum en de waterkast vast gerold te worden. Dit rollen moest ook weer zeer zorgvuldig gebeuren; te weinig rollen betekende lekkage en te veel rollen dat het materiaal als het ware vernield werd en dus ook lekkage. Gelukkig hadden we een goede hand van rollen, want toen de ketel op druk werd getest bleek geen der pijpen te lekken.


De slimme baas   Nico Roskam


Regelmatig kwam het voor dat, naast de gewone lading, ook dieren werden vervoerd. Waren het bijzondere dieren dan voer er een oppasser mee om de dieren te verzorgen. Als dat echter niet het geval was dan was meestal de baastimmerman de aangewezen persoon om de verzorging van de dieren op zich te nemen. Samen met de dierenvrienden, die zich altijd wel onder de bemanningsleden bevonden, zorgde hij dat de dieren gezond en wel op de plaats van bestemming aankwamen. Soms ging dat echter wel eens fout.
Zo maakten we eens een reis met de Aagtekerk naar Afrika, waarbij we tien koeien en een stier aan boord hadden. Ondanks de goede zorgen van de baastimmerman stierf tijdens de overtocht van Las Palmas naar Kaapstad één van de koeien. De baastimmerman was natuurlijk diep bedroefd, maar zoals de bootsman met veel levenservaring zei: "Dat hoort ook bij het leven".
Na de koe een oor te hebben afgesneden, om bij binnenkomst een bewijs te hebben dat de koe ook werkelijk dood was, zouden de bootsman en de baastimmerman de koe overboord zetten. Dat is echter makkelijker gezegd dan gedaan, een koe weegt circa 800 kg en dat til je zo maar niet even over boord. Besloten werd om bij ruim vier een boom op te tuigen, de koe in een strop te hangen en hem daarna aan de golven toe te vertrouwen. Nadat de boom opgetuigd was, werd om de koe, met veel moeite, een oude strop getrokken. De lus van de strop werd aan de haak gedaan, waarna de koe zachtjes werd opgehesen. Toen de koe net boven de railing was, werd de boom naar buiten gevierd. Nu nog even de koe iets laten zakken, zodat de rug van de koe op dezelfde hoogte kwam als de rand van de railing en de strop kon simpelweg doorgesneden worden.
De baastimmerman, die immers voor de koe gezorgd had, mocht als troost het touw, als laatste eer aan de koe, doorsnijden. Er werd een trapje bij de railing gezet, dat de baastimmerman met veel gevoel voor ceremonie langzaam besteeg. Helaas, toen hij echter boven op het trapje stond, kon hij niet bij de strop. Goede raad was duur dus maar met één voet op de railing. Echter de koe had een grotere omvang dan hij gedacht had, hij kon nog niet bij de strop. Toen bedacht de baastimmerman, kordaat als baastimmerlui zijn, direct een oplossing. Hij liet zijn ene been op de railing staan en zette zijn ander been boven op de koe, waarna hij zijn mes pakte en van plan was om de strop door te snijden. Alle bemanningsleden die stonden te kijken zagen het al gebeuren, de baastimmerman leunend op de koe, de strop doorsnijden en dan, samen de plomp in. Dat zou toch een behoorlijk spektakel geweest zijn.
Sommigen vonden het jammer, maar op dat moment greep de vierde stuurman in, uiteindelijk had hij niet voor niets het algemene toezicht op de gehele operatie. Stel eens voor dat hij voor zo geintje op het matje moest komen, kon hij meteen naar een andere maatschappij uitkijken. Hij liet de baastimmerman van de koe afkomen en legde hem uit dat het toch niet zo slim was om de koe op deze manier aan de golven toe te vertrouwen.
Men besloot het mes, met behulp van een touw, aan een stok te binden, waarna de baas vanaf het trapje de strop kon doorsnijden. Onder applaus, van de nog steeds in spanning toekijkende bemanningsleden, verdween de koe onder water.
Met een toch wel rood hoofd kwam de baas het trapje af. De overgebleven negen koeien en de stier kregen daarna van de baastimmerman een nog veel betere verzorging dan ervoor. Dit moest hem niet weer overkomen.

TERUG