Reisverhalen ms "Giessenkerk"

De parkiet van ome Dirk

Nico Roskam


Ome Dirk had al vele reizen op Australië gemaakt en op deze reizen een groot aantal Australische kennissen opgedaan. Hij vond het dan ook best leuk om weer een reisje met de Giesenkerk naar Australië te maken. Dan konden de vriendschappelijke contacten weer eens aangehaald worden. Tijdens deze reis was ome Dirk jarig en een van zijn kennissen had bedacht, dat hij eens een leuk verjaardagscadeau moest hebben. Omdat je als HWTK toch wel een redelijk grote hut hebt, zou hij best wat gezelschap kunnen gebruiken. Op zijn verjaardag kreeg hij een mooie Australische parkiet, inclusief een kleine kooi. In het begin zag ome Dirk het nog niet zo zitten, maar toen hij een week op zee zat vond hij het toch eigenlijk wel leuk. Als de bar om vijf uur open ging en men gezellig achter een glaasje "prik" zat, was de parkiet het onderwerp van soms diepgaande gesprekken. En natuurlijk, je had er op kunnen wachten, Ome Dirk werd verweten dat hij niet na had gedacht over de sexuele behoeftes van de parkiet. Zo’n parkiet "alleen" moest toch tegen alle logische gedachtes van een HWTK ingaan. Ome Dirk kon s’ avonds de slaap niet vatten, want aan deze persoonlijke aanval op hem moest wat gedaan worden. Al piekerend besloot Ome Dirk dat er een parkiet maatje bij moest komen en aangezien de kooi, die er nu was, te klein was voor twee of misschien wel voor meerdere parkieten, moest er een nieuwe grotere kooi komen. Toen de bar weer open was toonde Ome Dirk meteen zijn sociale karakter door voor te stellen dat er een grote volière (een kooi was nu te min) moest komen, zodat de parkiet een kameraadje er bij kon krijgen. De aanwezige wtk’s vonden dat een goed idee en als tegenprestatie wilden zij zelf de volière wel bouwen. Al gauw was het ontwerp gereed en men besloot, de volgende uitreis, meteen met de bouw te beginnen. De volgende reis was er voor de Giesenkerk een Japanreis gepland en als alles goed ging, had de parkiet snel een mooie Japanse of Chinese schone als kameraad. Dat zagen overigens enkele jonge wtk’s ook wel zitten, maar helaas….
In Hongkong was de volière praktisch klaar. Er moest alleen nog wat gaas gekocht worden om het geheel "parkiet dicht" te krijgen. Ome Dirk nam persoonlijk de opdracht op zich, om voor het gaas te zorgen. Blijkbaar gaf dat voor ome Dirk toch wat problemen, want de volgende morgen liep hij in het magazijn te zoeken naar een schuifmaat. Nadat hij die gevonden had, ging hij terug naar zijn hut en haalde de parkiet uit zijn kooi. Met de parkiet zenuwachtig en bibberend in zijn grote hand begon ome Dirk het diertje op te meten. Eerst zijn kopje en daarna de diameter van het buikje. Het beestje werd steeds nerveuzer en was daarna voor dagen van slag. Maar voor een vreugdevol verder leven moest je nu eenmaal wat over hebben. Ome Dirk besefte dat hij hiermee meteen een probleem had voor de volgende vijfuur sessie. Zou bij een parkiet hetzelfde opgaan als bij een kat, waarvan iedereen weet, dat als het kopje ergens door kan ook de rest van het lichaam er doorgaat?
Na een verhitte discussie kwam men tot de conclusie dat men uit voorzorg het beste de diameter van het kopje maar als maat voor het gaas kon aanhouden. Nadat het gaas aangebracht was werd de volière eerst ten doop gehouden en daarna in de messroom neergezet, want hier kon iedereen er van genieten.
De Australische parkiet kreeg een mooie blauwe Chinese bruid met, volgens ome Dirk, sexy splitjes aan de zijkant in de vleugeltjes. Liefdevol zaten ze samen gezellig op het stokje te keuvelen. Dat kon nog reizen lang idyllische taferelen geven, want beide waren nog jong. Maar helaas, toen de Giessenkerk in Rotterdam aankwam, moest van de inspectie de volière verwijderd worden, omdat de parkieten te veel rommel zouden maten. De civiele dienst had geklaagd en de "lafaards" kregen van de inspectie nog gelijk ook.

 
Gedicht ter ere van 50ste verjaardag Dirk de Groot

Leo Hulleman

aan boord van de Giessenkerk  
   

Vandaag is het de dag, dat de heer D. de Groot,
Hoofdwerktuigkundige van deze boot,
precies voor dertig jaren
bij de V.N.S. begon te varen.
De zee heeft hem van ’t begin af aan getrokken,
te midden van zwarte kousen en baaien rokken.
Zo verzeilde hij, toen nog Dirk de Groot
op een voor hem geweldige boot.
varende tussen Den Helder en Harlingen,
beladen met vee, mannen en darlingen,
Hoewel als stoker aangenomen,
is daar niet veel van terecht gekomen.
Reeds op de eerste dag werd hij heel net
gekleed in witte jas met grote pet.
Op die pet een letter “D”, dat hoorde er zo bij.
Het was de eerste letter van de maatschappij.
Zo kon het eens gebeuren,
dat er een vrouwtje liep te zeuren
iets van “hé jongen h
“Wat betekent op die pet die letter “D”.
Dirk dacht “hoe moet dat nou?”
En zei: “Dat is de “D” van dorst mevrouw”.
Hierna volgden nog vele “jobjes”
Maar hij was er niet erg mee in zijn nopjes.
Ondanks achttien maanden braniekraag,
mocht hij dit baantje ook niet graag.
Dus spaarde hij om te gaan leren,
want machinist worden was zijn begeren.
Als assistent voer hij
bij de Scheepvaart en Steenkolenmaatschappij
En na vele inspannende jaren,
wist hij het te klaren.
Wanneer men zich dan niet vergist,
werd hij op 21 mei in acht en twintig, 4e machinist.
Op 19 september negentien drie zes,
stond hij als derde op de bres.
Dit is dus een verschil van acht en half jaar.
Nu speelt men dat vlugger klaar.
Het een en ander goed bekeken,
is het een spelletje van weken.
In negentien zes en veertig, de tiende maart,
stond hij als tweede op de kaart.
Maar niet als tweede machinist,
want in die tijd had men beslist,
die naam te gaan moderniseren.
’t Is W.T.K., besloten toen de heren.
Of wel werktuigkundige, voluit geschreven.
Maar de gage is toen hetzelfde gebleven.
Drie jaar en drie maanden daarna werd hij H.W.T.K.
Dus W.T.K. met de H van hoofd aan het begin.
De laatste promotie dus in zekere zin.
Eens ging hij om zich in ’t vak te bekwamen
naar Den Haag voor het doen van een examen.
Dat besloeg wel enkele dagen,
dus moest hij zijn vader vragen
om geld voor een hotel.
Maar deze zei: “Wat denk je wel?”
“Er woont verre familie in Den Haag,
die mochten mij altijd graag.
Ik zal hen weleens schrijven
of je daar niet kunt verblijven”.
Gelukkig kwam het hier op neer,
dat hij kon komen voor een keer.
Het was er leuk, gezellig knus
en hun dochter heette Zus.
Een beetje schuchter en verlegen bleek al gauw,
maar zoiets hoort nu eenmaal bij een vrouw.
Hij probeerde toen het welbekende stuntje,
van handje, zoentje, pepermuntje.
De liefde bloeide op en aldus
kwam Ome Dirk aan Tante Zus.
Wanneer we zo de revue laten passeren,
kunnen we helaas niet beweren,
dat z’n pad altijd over rozen ging.
Op de “Rietfontein” had hij een lelijk ding.
Met een blaaslamp wilde het niet erg lukken,
en vloog kort daarna finaal aan stukken.
Hij werd daarbij getroffen, maar sterk als een beer
en vol met energie, herstelde hij zich weer.
Wel leed hij schade aan z’n mannelijk schoon,
maar een buik stelt men niet zo gauw tentoon.
Later op de “Boschfontein” wachtte hem een andere grap.
Een carterexplosie gaf een geweldige klap,
gepaard met vlammen en vuur.
Ook nu bekwam het hem weer zuur.
Genezing vergde een lange tijd,
maar toch kwam hij weer als Adonis uit de strijd.
De heer de Groot is wel een echte hobbyman,
daar krijg je soms gewoon geen hoogte van.
Het een en ander zal wel blijken,
als we dat eens nader gaan bekijken.
Zo vaart hij bijvoorbeeld heel wat spullen,
teveel om z’n kasten mee te vullen.
En toch is dit niet zo gek bekeken,
zoals dikwijls is gebleken.
Want veelal was hij op deze boot de redder in nood.
Zelfs z’n ouwe schoenenleest,
deed dienst op het Neptunusfeest.
Op kleedjes knopen is hij dol,
al kost het menig knotje wol.
We horen hem al zeggen: “Beste meid,
ik knoopte weer een knots van een tapijt”.
Ook vissen deed hij graag en geloof maar heilig,
Als hij zijn lijntje in het water gooit,
is er geen visje veilig.
Op het gebied van planten kweken,
raakt hij gewoon niet uitgekeken.
’t Staat vol bij hem achter de ramen.
Gewone stokken soms, met verschrikkelijke namen.
Het is voor ons wel zeker,
als hij gepensioneerd is, wordt hij kweker.
Verder is hij gewoon niet te betalen,
voor het vertellen van sterke verhalen.
Van kippen met een thermometer.
Maar dat van de hoornblazer is nog beter.
Hij speelde het hier mee klaar,
de naam te krijgen van “Dirk de Leugenaar”.
Z’n laatste hobby is een vogel in een kooi.
Men noemt het beestje een parkiet.
Het heeft veel weg van een blauw geverfde kanariepiet.
Naast deze vogel zetten we nu de gekheid op een stok,
anders dichten we “around the clock”.
We zullen ons er toe beperken,
om nog als laatste op te merken,
dat wij zeer in hem waarderen, de manier
waarop hij voor een ieder hier,
een vriendelijk woord heeft op z’n tijd.
Zijn goed humeur raakt hij zelden kwijt.
Steeds brengt hij, minzaam knikkend welgemoed
z’n klassiek geworden Lascarengroet.
Maar heb je soms wat uitgevreten,
Dan laat hij je dat heus wel weten.
(Mijnheer de Groot)
Nu zijn we dan zover gekomen,
om over het gebruikelijke te gaan bomen.
Feliciteren hebben we al gedaan,
dus dat is van de baan.
Dat deden we inmiddels ook uw echtgenote
per telegram, met bloemen van de boot.
Nu zitten we met een moeilijkheid
tengevolge van de factor tijd.
Namelijk alle “Giessenkerk”lieden,
wilden u een cadeau aanbieden.
Maar ja die boot wilde niet lopen,
dus moeten we nog in Aden kopen.
We verklappen het u maar dan,
het wordt een vulpenset “Parker fifty-one”.
We hopen dat u het zult accepteren
en zullen het zo spoedig mogelijk offreren.
Tenslotte hopen we, dat u in de zes à zeven jaren
die u nog zult moeten varen
zonder nare dingen de finisch zult bereiken.
En dat te zijner tijd zal blijken,
dat u fris en monter zult zijn gebleven,
Om nog vele jaren van Uw pensioen te leven.


TERUG