DE VNS IN WO2 --> WO2 Verhalen  

Abbekerk
Aagtekerk

Almkerk
Arendskerk
Gaasterkerk
Grootekerk
Heemskerk
Jagersfontein
Maaskerk
Serooskerk
Zuiderkerk
 
 



DE VNS IN WO2 --> ms Abbekerk  

ss AbbekerkTot zinken gebracht door de U-604 (Horst Höltring) op de Atlantische Oceaan 760 mijl ten westen van Ierland op 52°05'N.B. en 30°50'W.L. Aantal slachtoffers: 64 (2 doden en 62 overlevenden).

Op weg van Port of Spain, Trinidad (15 augustus) naar Liverpool. Lading aan boord 9489 ton suiker, algemene vracht en post. Op 7 Sep, 1940, is de Abbekerk gezonken door bommen tijdens een Duits lucht aanval op Londen. Het schip werd later gelicht en keerde terug naar dienst na te zijn gerepareerd. Op 04.48 uur op 25 augustus, 1942, de begeleide Abbekerk (Kapitein C. Wijker) werd geraakt aan stuurboord door een van de drie torpedo's van de U-604, die was achter het schip sinds meer dan 10 uur. Na 11 minuten, een coup de grâce hit en de bemanning verlieten het schip in twee reddingsboten behalve de eerste stuurman en de ketelbink. De overlevenden voeren richting Ierland en werden drie dagen later opgepikt  door de HMS Wallflower (K 44), die was aan het escorteren van het konvooi OP-122.  Zodra het korvet weer in het konvooi was teruggekeerd, werden de mannen over de schepen verdeeld, 18 van hen werden overgedragen aan het Nederlandse vrachtschip Jan van Goyen.

 

  Naar boven

DE VNS IN WO2 --> ms Aagtekerk  

ss "Aagtekerk"De Aagtekerk ramt een U-boot januari 1942.

Varende in een konvooi, waarbij zich een aantal grote passagiersschepen bevonden, die elk ruim 3000 tot 4000 manschappen van het Britse leger rond de Kaap vervoerden, was de “Aagtekerk” beladen met oorlogsmaterieel, tevens aangewezen als reddingsvaartuig. Daarom voer dit 6800 BRT metende moderne motorvrachtschip van de Verenigde Nederlandse Scheepvaartmaatschappij op een der achterste plaatsen. Vlak voor de “Aagtekerk” voer de “Llasteffen Castle” en ongeveer 500 mijl zuid van Gibraltar zag kapitein A. Romijn, die zich op de brug bevond, om 09.00 uur, plotseling bij het achterschip van zijn voorganger een waterkolom opstijgen. Om een aanvaring met het getorpedeerde schip te voorkomen, deed kapitein A.Romijn de “Aagtekerk” iets naar stuurboord uitwijken en tijdens die manoeuvre ontdekte men plotseling op ongeveer 120 meter afstand en 10 graden op de stuurboordboeg de periscoop van een duikboot, die ongeveer vier voet boven water stak. De kapitein liet de stuurboordmachine op halve kracht zetten en voor de bakboordsmachine gaf hij de order zo hard mogelijk te draaien, zodat het schip een korte en zeer snelle wending over stuurboord maakte. Direct werd met machinegeweren het vuur geopend op de periscoop, die toen acht voet boven het zeeoppervlak uitstak. Kapitein A. Romijn liet de “Aagtekerk” zodanig manoeuvreren dat het schip de duikboot ramde. Daarna werden er met het kanon vier schoten afgevuurd, waardoor de duikboot ten zinken werd gebracht. Door zijn kordaat optreden verwierf kapitein Romijn het Bronzen Kruis met eervolle Vermelding, terwijl de Britse Koning hem benoemde tot Officer Order of the Brittisch Empire. Lloyds schonk hem de Gouden Medaille. De hoofdmachinist D. Krijgsman, de tweede stuurman J.H. Bos en de Britse sergeant J. Walker verwierven tevens het Bronzen Kruis.

Op 14-06-1942 bij Alexandrië
naar Malta , in de Middellandse Zee ten noorden van Tobroek, in positie 34°00'N.B. en 23°40' O.L., door Duitse vliegtuigen tot zinken gebracht in konvooi WM 11. 15 slachtoffers.

In Juni 1942 werden twee konvooien naar Malta gezonden. Een van uit het westen, waarbij het Nederlandsche stoomschip „Tanimbar" was ingedeeld en één van uit het oosten, waarvan de „Aagtekerk" en de „Rembrandt" deel uitmaakten. Onder zeer zwaar escorte van de Britsche Marine vertrok laatstgenoemd konvooi uit Alexandrië en al spoedig stond het bloot aan hevige aanvallen van de Duitsche  luchtmacht,  welke  haar machines liet opstijgen van de vliegvelden op Kreta. Des nachts probeerden U- en E-boten eveneens de schepen te benaderen en onder die omstandigheden werd er dag en nacht bijna onafgebroken gevochten. Een Britsche kruiser en twee destroyers werden tot zinken gebracht en ten laatste dreigde een tekort aan munitie, zodat de Britsche Marine tenslotte genoodzaakt was hel konvooi terug te roepen. De  “Aaglekerk" had toen reeds de vorige dag opdracht gekregen den steven te wenden naar Tobroek, dat destijds onder zware druk stond van het leger van Rommel.

Op 14 juni dezelfde  dag dat de „Tanimbar" ten zuiden van Sardinië ten onder ging, werd de “Aagtekerk" op 12 mijl afstand van Tobroek door 30 Duitsche bommenwerpers aangevallen. De kanonniers op de “Aagtekerk" weerden zich geducht, doch waren niet in staat de aanval van deze machtige luchtvloot af te slaan. Drie bommen vielen op de brug. die tolaal werd verwoest, terwijl direct een hevige brand uitbrak. Ook op het voorschip vielen bommen, welke tal van slachtoffers maakten onder de daar aanwezige Britsche soldaten en ook hier begon het te branden. Ter beveiliging van de in de ruimen geladen explosieve stoffen had men de luiken afgedekt met zakken, gevuld met steenkool en deze vormden een gretig voedsel voor de vlammen. Op de brug bevonden zich de kapitein, de eerste, de derde en de vierde stuurman, alsmede een roerganger, voorts de Britsche verbindingsofficier, vier seiners en 5 bedieningsmanschappen voor den  afweer. Met  uitzondering van kapitein Romijn werden allen, die op de brug waren, op slag gedood. De gezagvoerder, die getroffen doorwrakstukken, eerst bewusteloos was geraakt, kwam weer hij kennis, doordat het dek waarop hij lag ging branden. Zich een weg banend door de vlammen in de midscheeps. slaagde hij er in het achterdek te bereiken. Toen hij daar aankwam waren zijn kleren totaal vernield en zijn gezicht was zo door de vlammen geteisterd, dat men hem eerst niet herkende. Ook aan handen, armen en benen had kapitein Romijn vreselijke brandwonden gekregen en een voet  was door een bomsplinter ernstig gekwetst. Ondanks den kritieken toestand waarin hij zich bevond, nam hij toch direct de leiding in handen. De midscheeps was toen in vlammen gehuld en de reddingboten werden alle door het vuur aangetast, nadat de talies waren doorgebrand, stortten de sloepen, in vlammen gehuld, in zee. Ook op het voorschip was de toestand kritiek en voor zover niet gedood, sprongen de daar aanwezigen overboord en trachtten zich te redden met de te water gelaten vlotten. Zij, die op het achterschip waren, probeerden eerst het vuur te bestrijden, doch de leidingen voor watertoevoer waren defect, zodat men slechts de beschikking had over schuimblusapparaten. De op wacht zijnde machinisten hadden de wijk moeten nemen voor een verstikkende rook. die in de machinekamer hing en hadden de moloren niet meer tot stilstand kunnen brengen. Door de verwoesting van de brug was de stuurinrichting defect geraakt en met de roeren in een buiten midscheepse stand terwijl de motoren nog steeds in werking waren, draaide de “Aagtekerk" in een cirkel rond. In de eerste plaats moest de machine worden stopgezet en daarvoor stelden twee jonge machinisten zich vrijwillig beschikhaar. Voorzien van gasmaskers, slaagden deze jonge mannen met groot levensgevaar erin door de vluchtkokers de machinekamer te bereiken en den motor te stoppen. Inmiddels werd ook geprobeerd het handstuurgerei in te sluiten, doch toen bleek, dat de twee roeren door dicht bij het achterschip ingeslagen bommen ernstig waren beschadigd. Nadat de machines tot stilstand waren gebracht, verloor het schip vrij spoedig zijn vaart en was het mogelijk het schip te verlaten. Het was duidelijk geworden, dat men machteloos stond tegenover het zich steeds meer uitbreidende vuur en de schuimblusapparaten waren bijna leeg.

De kapitein liet toen de vlotten. Voor zover deze nog bruikbaar waren, overboord zetten. Alsmede alle voorwerpen, welke drijf vermogen hadden. Daarop gaf hij de overlevenden op het achterdek den raad een voor een overboord te springen. Enkelen, die niet konden zwemmen, aarzelden om deze sprong te maken en moesten soms met geweld daartoe worden aangespoord. Ten slotte was kapitein Romijn alleen met zijn tweede officier nog aan boord. Het werd toen hoog tijd het schip te verlaten, doch de kranige gezagvoerder, die door zijn vreselijke brandwonden bijna onduldbare pijnen had te verdragen, aarzelde omdat hij niet zeker wist of er zich misschien nog mensen op het voorschip   bevonden. Hij wilde beslist de laatste levende zijn. die het schip verliet. Tenslotte liet hij zich overtuigen, dat het voorschip van achteruit af toch onbereikbaar was en nadat de tweede stuurman te water was gesprongen, volgde hij hem. Een in de buurt zijnde Britsche destroyer pikte de drenkelingen op, daarbij geassisteerd door een uit Tobroek te hulp gesnelde motortorpedoboot. Deze motorboot nam kapitein Romijn op en ondanks de toestand waarin hij verkeerde, vroeg hij direct aan den commandant of er te Tobroek misschien een drijvende brandspuit beschikbaar was. Tevens verzocht hij om het voorschip van de “Aagtekerk" zo dicht mogelijk te naderen, om te kunnen nagaan, of zich daar misschien nog overlevenden bevonden. Behalve de scheepsbemanning bevonden zich op de “Aagtekerk" tijdens den aanval 102 officieren en manschappen van de Army, R.A.F, en Navy. Hiervan werden 42 personen als vermist afgeschreven. Van de bemanning verloren de drie reeds genoemde stuurlieden en drie Laskaren het leven.

Te Tobroek aangekomen was men allerminst in veilige haven aangeland, want deze reeds geheel in puin liggende stad lag onder zwaar vuur van hel leger van Rommel. Met een marinevaartuig werden de schipbreukelingen na enigen tijd naar Alexandrië gebracht en ook daar vonden zij geen rust, want de Duitschers waren inmiddels tot de grens van Egypte doorgedrongen. Alles vluchtte naar Suez en met de grootste moeite bereikten de overlevenden van de “Aagtekerk" eerst Cairo en vervolgens na vele onaangename avonturen Suez, waar de kapitein van de ”Nieuw-Amsterdam" hen aan boord nam. Eerst toen werden zij van het nodige voorzien en kwamen zij enigszins tot rust. De ernstig gewonde kapitein Romijn had men niet mee kunnen nemen. Deze bleef achter te Alexandrië. in een schuilkelder van een hospitaal met het vooruitzicht eerlang in handen der Duitschers te vallen, wat voor hem. gezien het tot zinken brengen van een duikboot, ernstige gevolgen zou kunnen hebben. De moord op kapitein Fryatt in de oorlog van  1914—1918. was nog niet vergeten. Gelukkig bracht Montgomery de Duitschers hij El Alamein tot staan, maar kapitein Romijn verkeerde nog vele maanden in groot levensgevaar. Zijn toestand zag men zo donker in, dat de hem toegedachte onderscheidingen met grote spoed werden uitgereikt, waaronder ook die, hem toegekend voor het tot zinken brengen van een U-boot.

H.M. de Koningin verleende kapitein Romijn voor zijn beleidvol optreden het Kruis van Verdienste met de Gesp. De beide machinisten, die de motoren hadden gestopt, de heren P. Landman en P. Saman, werd het Kruis van Verdienste toegekend.

 

Naar boven

 


DE VNS IN WO2 --> ms Almkerk  

ms "Almkerk"Op de route Fremantle, Australië (20 februari) - Table Bay - Avonmouth. Met aan boord 7087 ton tarwe.

U-106 achtervolgde het konvooi SL-68 toen de onbegeleide Almkerk het pad kruiste van het konvooi en de U-boot. Op 16.36 uur op 16 maart 1941, op de Atlantische Oceaan op 180 mijl ten zuiden van Kaap Verde op 13°40'N.B. en 20°30'W.L. werd de Almkerk (Kapitein A. Romijn) getroffen door een torpedo aan stuurboord en een minuut later een tweede torpedo op bakboordzijde. Allen verlaten het schip ongedeerd en ze zonk na 15 minuten. Dit werd waargenomen door de schepen van het konvooi. Een reddingsboot werd opgepikt door het Britse schip Martand op 18 maart. De andere reddingsboot kwam aan in de Franse Vichy-Guinea. Na enige tijd in krijgsgevangenschap, mocht de reddingsboot uitwijken naar Freetown, waar ze aankwamen op 30 maart.

 

Naar boven

DE VNS IN WO2 --> ms Arendskerk  

ms "Arendskerk"

Het m.s. „Arendskerk", groot 7900 B.R.T. een bijna nog nieuw schip van de VNS, vertrok op 13 Januari 1940 van Antwerpen met bestemming Kaapstad met aan boord 4000 ton algemene vracht, met inbegrip van prikkeldraad, gegalvaniseerde platen, nagels, ijzer, koperen buizen en mail. Het werd ot zinken gebracht door de U-44 (Ludwig Mathes), positie 46.55N, 06.34W

Nadat op 15 Januari om half twee 's middags Quessant was gepasseerd, werd het schip in de avond om zeven uur vanaf achteruit met granaten beschoten. De kapitein liet de machine stoppen en wendde de steven in de richting waaruit werd geschoten, waarna het vuren stopte. Met de giek begaf de eerste stuurman zich met de scheepspapieren naar de duikboot U-44, die van Duitsche nationaliteit bleek te zijn. De commandant begon met te verwijten, dat de m.s. “Arendskerk" zich door vluchten aan een onderzoek had willen onttrekken en verklaarde voorts, dat hij de lading, waarbij zich staafijzer en prikkeldraad bevond, als contrabande beschouwde. Tenslotte bleek deze Duitscher van oordeel te zijn. dat het bestemd zijn voor een vijandelijke haven reeds voldoende aanleiding was een schip te torpederen. Ook in dit geval werd de bemanning een half uur tijd gegeven om het tot ondergang gedoemde schip te verlaten. Precies op de aangegeven tijd werd de torpedo gelanceerd en de m.s. “Arendskerk" brak in tweeën. Toen het voorste gedeelte nog enigen tijd bleef drijven, werd dit 30 minuten later getroffen met 18 schoten van het dekgeschut.

Hoewel de Duitsche commandant overigens correct optrad, bleek uit zijn motivering, dat hij opdracht had, ongeacht de vlag en lading, zoo veel mogelijk schepen te vernietigen en dat naar argumenten hiervoor werd gezocht. Het was het eerste schip van de VNS dat door oorlogshandelingen verloren ging. De overlevenden werden opgepikt door het Italiaanse vrachtschip Fedora, overgedragen aan het Nederlandse vrachtschip Poelau Bras en aankwam in Lissabon. 65 (0 doden en 65 overlevenden).

 

Naar boven

DE VNS IN WO2 --> ss Gaasterkerk  

ss "Gaasterkerk"Op 08-10-1942 (met kapt. F.Maas) vanuit Alexandria, via Aden en Kaapstad vertrokken naar New York.

In de Indische Oceaan op positie 34°30' Z.B. en 18°15' O.L. op 150 mijl van Cape Point getorpedeerd door de onderzeeër U-68. De Gaasterkerk werd op 8 oktober 1942 tegen 03:46 uur in de buurt van de machinekamer  getroffen door een torpedo van de Duitse U-68. Nadat de bemanning het schip had verlaten trof een tweede torpedo het achterschip en kwam het tot zinken. Er werden 64 drenkelingen geteld (maar niemand kwam om bij deze  torpedering). Alle opvarende werden kort daarna opgepakt door de HMAS Nizam (G38) en in Kaapstad aan land gezet.

 

Naar boven

DE VNS IN WO2 --> ss Grootekerk  

ss "Grootekerk"Op 2402-1941 (kapt. B.A.Veen) op weg van Swansea (18 februari) naar Freetown / British West Indies op de Atlantische Oceaan ten westen van Ierland, in positie 56° N.B. en 25° W.L. getorpedeerd door de U 123. Alle opvarende kwamen om, 52 slachtoffers.

De U-123 kwam op dit schip af in de ochtend van 23 februari. De U-boot was op weg naar een konvooi gemeld door de U-96. Het vaartuig is ten onrechte als Nestor of Ulysses van de trechter Blue Line (schepen van 14,000 ton). Omdat het konvooi  ongeveer 100 kilometer verderop was, besloot Moehle  tot een aanval op dit schip. U-123 achtervolgde de Grootekerk, want ze was hevig zigzaggende op 14 knopen. Maar op 20.00 uur, bleek het schip ten zuiden en afgeremd, waardoor Moehle de gelegenheid kreeg om een eerste torpedo af te vuren op 23,25 uur, echter deze mistte.

Op 00.53 uur op 24 februari, een tweede torpedo werd afgevuurd die was raak om de Grootekerk te laten stoppen. Op 01,05 uur, een coup de grâce werd afgevuurd, maar dit was een oppervlakte runner, die terecht kwam in dat deel van het schip waar de bemanning bezig was met de reddingsboten. Het schip zonk kort daarna. Er waren geen overlevenden onder de bemanning van de 18 Nederlandse en 34 Chinezen.

 

Naar boven

DE VNS IN WO2 --> ss Heemskerk  

ss "Heemskerk"Op 26-01-1941 is s.s. „Heemskerk", groot 6500 BRT., van de VNS.(kapt.J. Bakker) op weg van Rangoon naar Liverpool op de Atlantische Oceaan op 220 mijl ten westen van Ierland, positie 53°43'N.B. en 16°07'W.L. door Duitse vliegtuigbommen getroffen en ernstig beschadigd, doch niet gezonken. De „Heemskerk" was enigszins uit het konvooi geraakt en tijdens de aanval was het ruw weer met hoge zeegang. Het vliegtuig vloog van achteren naar voren over het schip en het gelukte de afweer niet deze te raken. Er vielen vier bommen in de midscheeps, terwijl het schip aan beide zijden zwaar werd beschadigd. Ongeveer 100 ton steenkool uit de S.B.-bunker stortten in de machinekamer, waardoor twee van de aanwezige personen werden gedood en veel schade werd aangericht. Van ruim 5 waren de luiken weggeslagen en de lading lag gedeeltelijk in de machinekamer. Zware zeeën sloegen over het schip, dat dwarszee viel, en stortten in het open ruim 5, terwijl ook veel water binnendrong door de grote gaten in de zijden. Met een onbruikbaar geworden machine was het schip onder die omstandigheden niet te behouden en de kapitein gaf daarom bevel het te verlaten. Toen de S.B.-boot op het achterschip, met vijf man er in, waarvan enkelen gewond, te water lag werd deze sloep door de hoge zee zo hevig tegen de „Heemskerk" geslagen, dat de 3e stuurman, die met nog drie man aan dek stond, de inzittenden adviseerde maar weg te varen. De beide grotere boten in de midscheeps kwamen zonder ongevallen te water, maar vooral aan de loefzijde had men veel moeite vrij te komen van het schip. Op de „Heemskerk" bevonden zich toen nog de vier personen, die zich niet hadden kunnen redden in de boot, die achteruit te water was gebracht. Zij maakten duidelijk, dat men de boten niet aan gevaar moest blootstellen om hen af te halen, maar dat zij zich wel zouden redden met een vlot. De beide sloepen uit de midscheeps bleven in de buurt van de „Heemskerk" en na 3 kwartier zag men meer achteruit ook nog de derde boot, die toen goed lag op de hoge zee. Daarna is van die sloep niets meer gezien en de ruwe zee belette dichter daarheen te roeien. Na enige uren verscheen een korvet, dat de schipbreukelingen van de twee sloepen op¬nam. De vier man, die toen nog op de „Heemskerk" waren, lieten daarop een vlot te water en werden op één na ook opgepikt. Die ene man viel bij het overklimmen op het korvet te water en ver¬dronk.

Lange tijd heeft het reddingsvaartuig nog gezocht naar de derde boot, doch zonder succes. Vrij zeker is deze door de zware zeegang omgeslagen. De Raad voor de Scheepvaart oordeelde, dat de kapitein juist had gehandeld het zwaar gehavende schip te verlaten. Op 26-01-1941 door de U 105 met een torpedo tot zinken gebracht. 8 slachtoffers.

 

Naar boven

DE VNS IN WO2 --> ms Jagersfontein  

ms "Jagersfontein"Op 26-06-1942 (kapt. M.A. v.d. Est) onderweg van Galveston naar Livepool op de Atlantische Oceaan op 495 mijl ten oosten van de Bermuda eilanden op 31°56'N.B. en 54°48'W.L. getorpedeerd door de U 107. Alle opvarenden werden gered door het Zwitserse vrachtschip Saint Cergue.

Galveston (18 juni) - UK. Algemeen lading, waaronder lood, koper, harsen, katoen en hout.

Op 09,13 uur op 26 juni, 1942, werd de Jagersfontein getroffen door een van de twee torpedo's afgevuurd door de U-107 ongeveer 500 kilometer ten westen van Bermuda. De torpedo sloeg een gat op bakboord tussen # 4 en # 5 en vernietigde de huid. De explosie was verzwakt door de lading van katoen. Noodsignalen werden onmiddellijk verstuurd en de kapitein probeerde de Bermuda te bereiken. De U-boot achtervolgde het schip aan de oppervlakte, maar werd gedwongen onder te duiken door het 105 mm geschut van het vaartuig. Maar later was het roer vastgelopen en het schip zonk langzaam door met de achtersteven en de motoren stopten op 12,15 uur. Dus het schip werd verlaten door de 108 bemanningsleden, 14 kanonniers en 98 passagiers (86 US Army officieren en 12 burgers, onder wie vrouwen en kinderen) in vier reddingsboten. Op 14,59 uur, de U-boot vuurden een coup de grâce in 32 ° 02N/54 ° 53W en het schip zonk binnen enkele minuten.

In de reddingsboten, zagen ze later de U-boot aan de oppervlakte komen en zoeken naar sporen tussen de overblijfselen en ze hoorden Duits spreken. Kort daarna verdween de U-boot in westelijke richting. Op een van de boten was een zender, die verbinding bracht met het Zwitserse stoomschip St.Cergue op 27 juni. Op dezelfde dag, nam een Amerikaanse torpedobootjager de 86 officieren en 14 kanonniers van het Zwitserse schip over, dat de reis voortzette met de resterende overlevenden naar Gibraltar, aankomst op 7 juli.

Een interessant verhaal bestaat over deze redding: Er wordt gezegd dat enkele dagen na de redding, een Duitse U-boot aan de oppervlakte kwam naast het Zwitserse schip en passeerde vlak voor de boeg. Bij het passeren riepen de Duitsers vanaf de toren: Hallo Jagersfontein, Hallo Jagersfontein! En de U-boot verdween.

 

 Naar boven

DE VNS IN WO2 --> ss Maaskerk  

ss "Maaskerk"Bunkeren op zee

Het ss “Maaskerk" van de VNS vertrok in oktober 1942 in konvooi van Glasgow. De bestemming was West-Indië, via New York en omdat de escortevaartuigen geen voldoende voorraad stookolie konden meevoeren, zouden deze ten noorden van de Azoren om beurten het konvooi verlaten om aldaar te bunkeren. Toen het tijdstip daarvoor ongeveer was aangebroken, had men ontdekt, dat vijandelijke onderzeeërs in de buurt waren. Onder die omstandigheden wilde de commodore slechts node de bescherming van een der escortes missen. Daarom vroeg hij aan alle onder zijn hoede varende schepen, wie bereid was de destroyers op zee van de benodigde olie te voorzien. Hoewel er verscheidene tankers in het konvooi waren opgenomen, bood niemand zich aan voor deze hulpverlening. Op de "Maaskerk" onder bevel van kapitein C. vd Blink, werd daarop over dit verzoek van gedachten gewisseld. Voor dit bunkeren op zee moesten speciale voorzieningen worden getroffen en de daarvoor benodigde trossen en rubberslang waren slechts spaarzaam aanwezig. Men zag echter in, dat het van bijzonder groot belang zou zijn, indien de bescherming zonder onderbreking ten volle intact bleef. Na rijp beraad met den hoofdmachinist seinde kapitein vd Blink aan den commodore dat de "Maaskerk" beschikbaar werd gesteld voor het experiment. Alles wat aan manillatrossen beschikbaar was, werd aan dek gehaald evenals een lang niet meer nieuwe rubberslang, die geruime tijd in een bergplaats had gelegen. Daar de aansluiting op de olietanks zich vrij laag aan stuurboord  bevond, werd daar een stelling opgetuigd en om hen, die daarop de aansluiting tot stand moesten brengen, gelegenheid te geven zich zo spoedig mogelijk te verwijderen, werden zowel voor als achter die stelling stormladders overboord gehangen. Het konvooi voer met een snelheid van 10 mijl en daar men die te hoog achtte, liet de "Maaskerk" zich uit het konvooi zakken en verminderde de snelheid tot 6 mijl. Daarop stoomde de torpedojager langszij en werden de nodige afspraken gemaakt en regelde men over en weer de vaart op 6 mijl. Toen de machines van de beide schepen op elkander waren ingesteld, begon het meren met voor-en achtertrossen en springen. Zo voer men op ongeveer 3 meter afstand van elkander achter het konvooi aan. De 2e en de 4e machinist lieten zich op de stelling zakken en na veel moeite slaagden zij er in de verbinding voor overpompen tot stand Ie brengen. Die moeite werd veroorzaakt door het feit, dal de "Maaskerk" was uitgerust met een slang van 6 duim diameter, terwijl er op den destroyer een van 4" aanwezig was. Toen de aansluiting gereed was. begon het overpompen en dit verliep naar wensen, zolang beide schepen rustig op het water lagen. Bij elke beweging ontstond evenwel grote spanning op de trossen, die daardoor herhaalde malen braken. De aansluiting werd soms onderbroken met het gevolg, dat de destroyer met olie overdekt werd. Daar dit bunkeren buiten konvooiverband plaatsvond en de twee aan elkander verbonden schepen een gemakkelijke prooi zouden vormen voor duikboten, voer een andere destroyer voortdurend om hen heen. Dat dit geen overbodige maatregel was bleek, toen legen den avond verschillende malen een aanval plaatsvond, welke echter steeds met succes werd afgeslagen. Nadat de duisternis was ingevallen, werden de trossen ingehaald en volle kracht stomend zocht de "Maaskerk" onder geleide van een der destroyers het konvooi weer op. Het was reeds bijna middernacht, toen dit schip weer zijn plaats in het verband had bereikt. De volgende dag werd dit bunkeren herhaald met een andere destroyer en ook ditmaal werd het beoogde doel bereikt. Die dag ondervond men evenwel meer moeite door het breken van trossen, omdat bij gebrek aan manilla, toen ook staaldraad diende te worden gebruikt. Maar ook dit bezwaar wist men te overwinnen en kapitein, officieren en bemanning van de "Maaskerk" smaakten het genoegen, dat hun werk met succes werd bekroond en dat zij daardoor in hoge mate hadden bijgedragen tot de veiligheid van het gehele konvooi. In februari 1943 was de "Maaskerk" wederom in konvooiverband varende tussen het Verenigd Koninkrijk en West-Indië. Reeds vrij spoedig bleek. dat het konvooi door minstens 10 vijandelijke duikboten werd geschaduwd. Aanvallen bleven evenwel uit, waarschijnlijk omdat het engels escorte te veel ontzag inboezemde. Ten zuiden van de Kaap Verdische eilanden gekomen, werd het Engels escorte door een Amerikaans afgelost. Hierop hadden de moffen blijkbaar gewacht, doch ditmaal hadden zij zich deerlijk vergist. want ook de Amerikanen bleken voor hen kwade tegenstanders te zijn. Reeds de eerste nacht, dat men onder Amerikaans escorte voer, werd het konvooi, waarin o.a, 25 grote tankers voeren, aangevallen door duikboten die aan de oppervlakte voeren. Twee tankers, een Engelsman en een Amerikaan vielen bij die aanval als slachtoffer. In 4 opeenvolgende nachten gingen 3 schepen van het konvooi verloren en werden 2 ernstig beschadigd. Tot die 2 behoorde ook het Nederlandse tankschip "Murena". dat dientengevolge het konvooi moest verlaten. Maar de volgende dag kwam het weer opzetten en nam zijn plaats opnieuw in. Men was er in geslaagd enige noodreparaties te verrichten en weer onder stoom te gaan. Deze daad wekte grote bewondering en toen de "Murena" het konvooi binnenliep, salueerden verschillende schepen met de natievlag. De geallieerden moesten dus verliezen boeken, doch de Duitsers hadden daarvoor zwaar betaald. De door hen geringgeschatte Amerikanen hadden zich geweerd en zes onderzeeërs waren tot zinken gebracht en drie beschadigd. Niettegenstaande dit bralde de nazieomroeper van de Duitse radio over het succesvolle verloop van den slag op den Atlantische Oceaan.

 

Naar boven
 

DE VNS IN WO2 --> ss Serooskerk  

ss "Serooskerk"Op 06-12-1942 (kapt. D. de Boer)  22.06 uur voer de Serooskerk in verspreid konvooi OP-149 op weg van Loch Ewe naar Durban op de Atlantische Oceaan ten noordoosten van de Azoren, in positie 49°05'N.B. en 23°40'W.L., getorpedeerd door de U 155. Alle 84 opvarende verloren het leven.

Lading 4246 gewone lading en 2314 ton militaire stores het schip werd getroffen door een van de twee torpedo's van de U-155. Het schip was gesignaleerd op 19.50 uur op voer een zigzag koers. Een eerste inslag op 23.17 uur in het achterschip, maar het schip was nog niet goed geraakt. Ze zonk binnen twee minuten na een tweede poging op 23.55 uur. Blijkbaar had de torpedo inslag op dek niveau, veel gewonden en doden veroorzaakt onder de bemanningsleden en de reddingsboten waren vernietigd, want ondanks de lange tijd tussen de aanslagen werden er geen overlevenden gezien van het schip.

 

Naar boven

DE VNS IN WO2 --> ss Zuiderkerk  

ss "Zuiderkerk"Op 28-08-1942 (kapt. D. de Boer) varende in konvooi SL-119 van Freetown naar Clyde op circa 300 mijl ten westen van Lissabon in positie 40°20'N.B. en16°02'W.L. getorpedeerd door de U 566, doch niet gezonken. 68 (0 doden en 68 overlevenden). Route Karachi - Freetown - Clyde.

Lading 8045 ton van algemene vracht, met inbegrip van wol, katoen, oliehoudende zaden en huiden.

Op 19.08 uur op 28 augustus, 1942, U-566 vuurden een spreiding van torpedo's op het konvooi SL-119 west-noordwesten van Lissabon, hoorde drie inslagen en zinkende geluiden en claimde twee stoomschepen gezonken. De schepen die getroffen werden waren de Zuiderkerk en de Cardiff City. De Zuiderkerk werd geraakt door een torpedo aan bakboord en stopte om de schade. Ze namen kontakt op met het konvooi, maar door het instromende water van het voorschip werd gedwongen de 56 bemanningsleden en twaalf passagiers het schip te verlaten in de vroege ochtend van 29 augustus. De HMS Leith (L 36) nam de overlevenden aan boord.
 
Op 29-08-1942 werd het schip verlaten door de bemanning en door HMS Leith met geschutvuur tot zinken gebracht.

 

Naar boven