Voordat wij met Japan in oorlog waren, voer een twaalftal Nederlandse schepen in de Java-Pacific-Lijnen, terwijl ook enige schepen van de toenmalige Java-China-Japan Lijn dit gebied bevoeren. Na het echec van Pearl Harbour openden de gezagvoerders van deze schepen hun zeer vertrouwelijke verzegelde brief en werden zij praktisch allemaal naar West Amerikaanse havens gedirigeerd. Een drietal schepen van de Stoomvaart Maatschappij Nederland en een even groot aantal van de Rotterdamsche Lloyd en de VNS spoedden zich naar San Francisco en werden daar in ijltempo omgebouwd tot troepenschip. De schrijver van deze herinneringen was 1e officier op het m.s. Klipfontein en kreeg op de dag van aankomst te San Francisco meer orders en opdrachten dan in zijn gehele voorafgaande loopbaan op zee. Al deze orders kwamen van de Amerikaanse admiraliteit en de verbouwing was in blauwdruk klaar en compleet. Allereerst kregen we een portie van 1800 ton cement ballast. Alle tussendekken, anders voor lading bestemd, kwamen vol ijzeren kooien (bedden). Vijf hoog werden ze geplaatst, want ons passagiersvrachtschip moest 3500 soldaten vervoeren. Een heel tussendek werd voor keuken ingericht, terwijl er aan dek een pracht van een bewapening werd geïnstalleerd, in hoofdzaak bestaande uit tien stuks Oerlikon machinegeweren en een best vier duims stuk geschut tegen onderzeeërs. De kanonnenbemanning zou bestaan uit honderd Amerikanen en twee Amerikaanse pasgebakken zeeofficieren. Gelukkig hield onze gezagvoerder het oppercommando en bleven wij trots de Hollandse vlag varen. Voor het wel en wee van ons allen werd nog een dominee toegevoegd en een troepencommandant in de rang van kolonellandmacht. Een twintigtal grote reddingsvlotten werd met sliphaken op stellages vastgemaakt en deze moesten dienen om ons allen te accommoderen, indien het schip getorpedeerd zou worden en verloren zou gaan. Daar wij allen vreedzame koopvaarders waren, werd deze metamorfose zeer sceptisch bekeken, doch als grote kinderen vonden we dit alles wel mooi en interessant. Toen alles na zeven weken klaar was, werden de gezagvoerder, eerste officier, Amerikaanse commandant van de verdediging en de troepencommandant bij de bevelvoerende admiraal geroepen en er werd ons verteld dat we independent naar Auckland en/of Brisbane moesten varen met 3500 man infanterie als passagiers. Bij navraag bleek, dat independent varen betekende varen zonder marinebegeleiding. Met een dominee en zoveel kanonnen aan boord hadden we door onbekendheid met de oorlog daar ook maar niet te veel zorg over. Op schrift, met woorden en per verzegelde enveloppe kregen wij zoveel te verwerken, dat we er slaperig van werden en verheugd waren weer in de frisse lucht te zijn. Het was maar heel goed, dat we op de eerste reis geen vijand zagen, want op zee gekomen was de hele geschutsploeg zeeziek, alsmede de Amerikaanse officieren en alle 3500 infanteristen. Later werd ook dit beter en kwam er meer orde in het geheel. We brachten onze passagiers veilig naar Brisbane en waren er als Hollanders heel trots op, toen we merkten, dat bijna alle troepenschepen Hollandse schepen waren. Na elkaar liepen de Boschfontein, Bloemfontein, een Poelau boot, m.s. Weltevreden, Tjisadane en Sommelsdyk binnen en de troepen werden veilig gedebarkeerd. Gaarne wil ik hier vermelden, dat tot 1943 ongeveer 50% van de Amerikaanse troepen door Hollandse schepen naar de invasie-eilanden werden vervoerd en wij daar toen ook erg trots op waren. In de Pacific ging het echter in 1942 verkeerd. Niet alleen was in Pearl Harbour een groot deel van de Amerikaanse Pacific vloot buiten gevecht gesteld, maar ook de landsteunpunten van de geallieerden vielen als rijpe vruchten na enig gevecht in handen van de Japanners. Hongkong werd veroverd, Manilla viel, Corregidor moest het na heldhaftige verdediging opgeven en van dit eiland in de Golf van Manilla ontsnapte een dertigtal prominenten, waaronder Mac Arthur en echtgenote. Wij met onze als independent varende omgebouwde troepenschepen beleefden bange dagen, want de Japanners beheersten praktisch de gehele Pacific, maar met veel geluk kwamen wij er goed doorheen. Toen we op één der eerste reizen troepen naar Milne Bay (Nieuw Guinea) hadden gebracht, moesten we direct terugkeren naar Brisbane. Bij aankomst te Brisbane werd ons of liever de gezagvoerder en mij medegedeeld, onder hoogste geheimhouding, dat wij de vluchtelingen van Corregidor aan boord zouden krijgen. Deze zouden in de passagiershutten worden ondergebracht en het was hun slechts veroorloofd, met de troepencommandant, Kapitein en mij als verbindingsman te converseren. Toen ze de volgende dag aan boord waren gekomen, kwam mevrouw Mac Arthur de gezagvoerder even bezoeken. Ik bracht haar aan boord en toen ze zich boven op de gangway omdraaide naar de Hollandse vlag en knikte, vertederde deze charmante vrouw ons aller harten. In een heel hartelijk gesprek in de hut van onze gezagvoerder vroeg ze om goed te zijn voor haar vrienden en onze kapitein bracht haar naar de wal terug. De reis naar San Francisco verliep goed en aldaar aangekomen werd het hele stel in gesloten auto's naar een vliegveld gebracht en naar Washington D.C. gevlogen voor ondervraging. Het scheen dat alles zo verwarrend was geweest bij het evacueren van Manilla en Corregidor dat hun inlichtingen van grote waarde waren.

Na een paar reizen independent te hebben gevaren, werden wij in konvooi ingedeeld en kregen marinebegeleiding. Een Pacific troepenkonvooi bestond meestal uit zestien troepenschepen begeleid door een zware kruiser en een viertal torpedoboten. De kruiser had een watervliegtuigje aan boord dat overdag naar de vijand zocht of een zak achter zich aan sleepte. Deze zak werd door de kanonniers als schietschijf gebruikt. Elk troepenschip kreeg zijn beurt en met grote bezorgdheid keek ik altijd naar de tracers, want die kwamen meestal ver van de zak, maar veel te dicht bij het vliegtuig. Op de derde reis werd het m.s. Klipfontein naar Esperito Santo gedirigeerd. Bij aankomst wilde ik de aldaar commanderende officier eens aangenaam verrassen en vertelde met een stralend gezicht, dat wij 500 ton rations (levensmiddelen) voor dit eiland aan boord hadden. Nooit van mijn leven heb ik een kolonel zo kwaad gezien. In zeer lelijk Amerikaans deelde hij mij medu. dal hel eiland vol ralions zat en dal hij kanonnen en ammunitie nodig had. Met een schouderklopje en voornamelijk na een glas bier (het eiland was drooggelegd) kwam hij weer wat tot zich zelf. Intussen zat de gezagvoerder met een zorgelijk gezicht op mij te wachten. Hij had bericht gekregen, dat wij tot P.A.-schip waren bevorderd. Het betekende personal attack en wij moesten de volgende nacht Guadalcanal versterken met 3000 man mariniers. Om Guadalcanal werd hard gevochten en het stond onder geregelde Japanse luchtaanvallen. Die nacht voeren wij met nog twee P.A. schepen, begeleid door twee kruisers en vier torpedoboten, naar Guadacanal. Wij moesten 18 mijl lopen en het lukte. We hielden gelijke tred met ons konvooi. Wij losten onze mariniers zonder zelfs te ankeren en keerden veilig terug naar Esperito Sanlo. Twee uur na ons vertrek van Guadalcanal werd onze landingsplaats zwaar gebombardeerd, doch wij waren al veilig op de terugweg. Zo langzamerhand werd alles beter georganiseerd; de ons toegevoegde Amerikaanse zeeofficieren (90-days vlonders, zo genoemd naar hun vlugge opleiding) werden heel bruikbaar en het werden goede kameraden van ons. Daarbij begon het wat genoeglijker te worden. Na de eerste slagen kwam er wal licht in de duisternis. Stootinvasies van de Amerikanen met deelneming van fonteinschepen op Qio Bay, Finschafen, Bougainville en Russelleiland gelukten en zo ontstonden steunpunten. De gereorganiseerde Pacific vloot behaalde wat halve en hele succesjes en wij van de transportvloot begonnen eraan te denken het hele avontuur te overleven. Onze konvooien werden hoe langer hoe beter beschermd en er kwam wat charme in hel hele geval. Als wij met onze troepen te Milne Kay of, Finschafen binnen liepen, ging de dominee aan de wal en zorgde dat wij wat entertainers aan boord kregen. Niet de geringste jongens uit het entertainmentvak, zoals Jack Benny, Larry Adler, Moss Hart, Metro Goldwyn, Mayer Girls, enz. waren bij ons te gast en gaven hun shows met veel humor en enthousiasme weg. Van onze zijde werden ze altijd door de kapitein uilgenodigd voor een Hollands etentje en de kennismaking met deze dames en heren was wel hoogst interessant en prettig. Ook Carolc Lombard was bij ons aan boord uitgenodigd, doch zij kreeg een vliegongeluk en stierf. Deze lieveling van alle pacific soldaten werd diep betreurd en had een mililaire begrafenis. In de passagiershutten vervoerden wij altijd een zeer gemengd gezelschap, meestal een 200 verpleegsters of Rode Kruis helpsters. Deze dames deden altijd sportief mede aan alle brand-, sloepen- en gasrollen en ontbraken nooit op het appèl. Wel waren er wat M.P. soldaten nodig om na zonsondergang met blackout de bokken van de geiten gescheiden te houden, doch het waren en bleven goede sports en ze veraangenaamden het leven zeer aan boord. Ook hadden wij eens Walt Disney en een twintigtal van zijn tekenaars aan boord. Als nieuwsgierig mens vroeg ik wat ze gingen doen en toen vertelden deze licht gesnorde heren mij dat ze gingen tekenen, kaarten maken van onbekende kusten in Nieuw Guinea. Later heb ik op hun kaarten gevaren. Ze waren niet slecht, maar het fijne gevoel voor riffen en klippen hadden ze niet. Als je de kaarten van deze filmkereltjes naast de kaarten gemaakt door de Australische marine legde dan moest je theoretisch over riffen en klippen varen. Toch hebben deze filmhelden het niet slecht gedaan, want zo ver ik weet kwamen er geen ongelukken voort uit het voor hun ongewone werk. Zoals Amerikanen alles organiseren, werd ook het troepenvaren een organisatie: het begon al bij de inscheping. Vóór inscheping arriveerde er een Rode Kruis wagen met drie dames die koffie zetten in deze wagen. Dan arriveerden 4000-5000 donuts en een 20 tal beeldschone nimfen. Deze nimfen vormden een lijn van koffiewagen tot gangway. Zij hadden de donuts bij zich. Daarna kwamen de troepen, kregen koffie en aangelokt door de schonen en donuts waren ze zonder dat ze het wisten aan boord. Volgens een hoge generaal en de dominee was dit moral building van de hoogste orde. Maar ja, als je uit Oklahoma komt dan moet er wel wat gedaan worden om je op een Hollands schip te krijgen naar de oorlog. De kapitein en ik gingen de dames altijd even persoonlijk bedanken voor hun gewaardeerde hulp. Na een tweetal jaren begon het weer ernst te worden. Er waren grote invasies op komst en wij voeren naar de Bikini en Eniwetok atollen. Toen wij daar aankwamen, lag er al een hele slagvloot op ons te wachten, niet enkel een slagvloot, maar ook een 500 tal van allerhande en klasse schepen. Als je vroeg was, dan lag je er een paar weken te wachten tot de admiraal genoeg materiaal had. Overdag werd er schoongemaakt en geoefend, maar 's avonds (of liever nadat de bioscoopvoorstelling aan dek was afgelopen) was het shut black-out. Het sein van black-out werd gegeven door het admiraalsschip. Had dit schip nu een korte film dan moest de rest van de schepen het hoogtepunt van hun film missen, want black out door de admiraal bevolen is black out overall. Als wij in de morgen zagen dat de slagvloot was verdwenen, dan werd de
clandestiene radio ingepikt en wisten wij waar wij invasie gingen plegen, want de zware jongens hadden dan Leyte, Manilla of Iwo Jima gebombardeerd. Het werd dan op afroep leeglopen van Bikini of Eniwetok atollen. Als P (personel) schip brachten wij de barbiers, wassers, seabees enz. aan de wal wanneer alles panklaar en praktisch afgelopen was. Met de ons toegedachte geringe dapperheid voelden wij ons best tevreden. Toen wij triomfantelijk Manilla binnenliepen, na herovering, lag deze ons zo goed bekende haven vol wrakken en meerden wij af met het voorschip op wrak 17 en het achterschip op wrak 82. Op het wrak naast ons speelde een band overwinningsmuziek. De Klipfontein, Boschfontein en Bloemfontein vervoerden troepen tot de eindoverwinning respectievelijk onder Kapitein W. Post, A. Th. L. Dolmans en M. J. H. G. Corten. Juist in dit verhaal wilde ik deze oud-gezagvoerders gaarne noemen, want door hun kunde, koelbloedigheid, persoonlijkheid en tact hebben deze schepen de oorlog overleefd en waren hun schepen Gelukkige Schepen.
vdK. |