REISVERHALEN --> Allerlei

Verhalen1 Mary Pos
Verhalen2 Zeeman1
Verhalen3 Zeeman2
Verhalen4 Vijfendertig jaar geleden (1968-2003)
Verhalen5  
Verhalen6  
pos
MARY POS A. Blomhert

naar boven


De inmiddels overleden schrijfster en publiciste Mary Pos maakte in 1965 samen met haar man een reis op de Oranjefontein van Southampton naar Kaapstad. A. Blomhert doet hierover verslag.

Het Holland-Afrika Lijn kantoor in Amsterdam, alsmede het agentschap te Southampton hadden in de brief met aanbevolen passagiers reeds gewaarschuwd dat de te Southampton embarkerende passagier Mary Pos, wat men noemt, nogal wat noten op haar zang had. Zij zou reizen met haar man Mr E.W. Dowdesdell, een Engelse ingenieur. Direct al bij het afgeven van de passagebiljetten aan het Purser’s Office begon de dame op een niet mis te verstane wijze haar wensen kenbaar te maken. Zij vertelde dat ze een bekende schrijfster was die een voorkeursbehandeling verdiende en die ook wenste. Zo wilde zij met haar man in ieder geval in de eetzaal bij de gezagvoerder aan tafel zitten en bovendien wenste zij een grotere hut. Aan de laatste wens kon worden voldaan maar aan tafel zitten bij de gezagvoerder kon geen doorgang vinden.
Kapitein Sil Smit deelde inmiddels zijn tafel met de familie De Kok, grote graniet- en marmerimporteurs, en de gepensioneerde brigadegeneraal McPherson van het eliteregiment Black Watch met zijn vrouw. Onze HWTK, 1e Stuurman en Scheepsarts, die ook de inhoud van de brief met aanbevolen passagiers kenden, zaten nu ook niet direct te springen om mevrouw Pos aan tafel te hebben. Het eind van het liedje was dat ik als Purser aanbood haar met haar man aan tafel te nemen. Dit blijkbaar tot tevredenheid van het echtpaar en ook tot tevredenheid van mijzelf.
Buiten haar veeleisende gedrag kon mevrouw Pos zeer charmant zijn en bleek als tafelgenoot een zeer interessante en bereisde vrouw die zeer goed kon vertellen over de reizen die zij had gemaakt. Zij kende als geen ander Indonesië, het toenmalige Rhodesië, Tanganyika, Zuid-Afrika, Australië, diverse landen in Zuid-Amerika en de Verenigde Staten. Over al deze reizen werden boeken en artikelen geschreven.
Men kon echter aan alles merken dat zij een verwende vrouw was en ook vaak lastig en onaangenaam voor haar man, een bijzonder aardige kerel die haar grillen kende en er zich niets maar dan ook niets van aantrok. Haar opmerkingen over de maaltijden aan boord waren vaak onaangenaam kritisch en ongefundeerd. Zoals bekend waren de 1e klas maaltijden op de Fonteinschepen smakelijk, gevarieerd en met de grootste zorg klaargemaakt.
Mevrouw Pos liet zich aan tafel eens ontvallen dat zij de maaltijden en buffetten eenvoudig maar netjes vond en dan te weten dat veel Engelse passagiers, juist voor het eten met de Fonteinschepen wilden reizen in plaats van de Union Castle Line schepen. Verder wilde zij op de meest onmogelijke tijden kleding uit haar bagage in het bagageruim halen, terwijl daar iedere dag een bepaalde tijd voor was vastgesteld. Kleine ruzies bij een partijtje bridge of tijdens dekspelen met andere passagiers waren aan de orde van de dag. Het niet genoeg ten dans worden gevraagd door de gezagvoerder en de andere leden van de staf liep meestal uit op een berisping van haar kant aan het adres van betrokkenen. Dit liet zij dan samengaan met het dreigement de directie van de Holland-Afrika Lijn een briefje te schrijven. Maar gelukkig hadden wij wat dit betreft een reddende engel en wel de gepensioneerde brigade generaal McPherson, die haar danslust in ruime mate kon bevredigen. Mevrouw McPherson danste namelijk niet. De Generaal placht zich op dansavonden en officiële gelegenheden te kleden in zijn gala-uniform van de Black Watch met al zijn onderscheidingen. Aangezien mevrouw Pos mij had laten weten een voorliefde te hebben voor mannen in uniform met veel galons, sterren en balken, kwam zij bij de Generaal aardig aan haar trekken.
Op de dag dat de Oranjefontein zou aankomen in Kaapstad verzocht mevrouw Pos mij aan kapitein Smit toestemming te vragen of zij op de brug mocht komen om de aankomst in de baai en de haven te schilderen. Mijn ervaring was dat gezagvoerder Smit bij aankomst en vertrek van havens geen passagiers op de brug wenste, hetgeen ik mevrouw Pos mededeelde. Verongelijkt liep zij weg van het Purser’s Office mij nog enkele verwensingen voor de voeten gooiend.
Denkende dat hier de zaak mee was afgedaan was een vergissing, want na een kwartier ging de telefoon met aan de lijn de gezagvoerder die mij toeriep: ‘Dolf haal dat mens hier weg.’ Even later zag ik mevrouw Pos ziedend van woede door de gang naar haar hut lopen op de voet gevolgd door een bediende die een schildersezel en toebehoren droeg.
Zoals men zal begrijpen was zij toch stiekem naar de brug gegaan met haar schilderspullen waarbij tot overmaat van ramp de schildersezel was omgevallen toen het schip van koers veranderde.
Bij het debarkeren in Kaapstad kwam mevrouw Pos en haar man aan het Pursers kantoor afscheid nemen met de mededeling dat zij een fijne reis hadden gehad en hopelijk niet te lastig waren geweest. Tot slot deelde zij mij nog mede dat zij een aantal gesprekken zou hebben met de President van Zuid-Afrika Verwoerd voordat zij met haar man hun reis door Zuid- en Oost-Afrika zouden vervolgen. Als gevolg hiervan verscheen bij uitgeverij ‘De Banier’ in Utrecht in 1967 haar boek ‘Wie was Dr Verwoerd’.

zeeman-1
ZEEMAN IN WORDING deel 1 Martien Claessens

naar boven


Ik had het genoegen/voorrecht om toegelaten te worden tot de Gemeentelijke School voor Scheepswerktuigkundigen aan de Jutfaasseweg in Utrecht. Mijn Opa en Oma woonden daar in een héél oude woning aan de Spoordijk en boden me slaapgelegenheid op zolder onder de zichtbare dakpannen. In de winter stoof de sneeuw door de dakpannen en lag de stuifsneeuw op de dekens. Bij strenge vorst zorgde Oma ervoor, dat er een warme stalen kruik met schroefdop in een stevige wollen sok in mijn bed lag, want geen warm huis. Voordat Oma zich ter sponde begaf, legde ze nog heimelijk wat muntjes neer (mocht zuinige Opa niet weten). Zo kon ik ’s avonds wat langer studeren, anders ‘floepte’ het licht uit. Van mijn trotse Oma kreeg ik het verplicht te dragen uniform: 1e -jaars één héél dun goudstreepje op de mouw, 2e-jaars twee van die dunne streepjes: prachtig. Elke morgen tijdens het ontbijt zat mijn Opa, gewezen directeur van de Gemeentelijke Gasfabriek, aan tafel zich ouderwets in te zepen en te scheren. Degelijk zuinig werd het scheermesje al draaiend met de duim geslepen in een vochtig glas. Ondertussen klutste hij een eitje met een flinke scheut cognac in een drinkglas en dronk dat verheerlijkt op. Hij is er zeer oud mee geworden.
De lessen op school werden in een strak stramien gegeven. De directeur, de heer Reijnders, een oud-marineofficier, regeerde met strenge regels. Gedragsregels werden ons o.a. bijgebracht door wekelijkse diners op de Hotel Vakschool, door ons eerbiedig de spinazieacademie genoemd. Helaas werden de wijnglazen gevuld met helder drinkwater. Het hanteren van sloepen (reddingboten) gebeurde in de Kromme Rijn door een bepaald geen zachtzinnige sportleraar. Het ‘Haal op gelijk’ werd door een oorverdovende toeter gebruld, hoewel wij de zware roeispanen nauwelijks konden hanteren. De ‘Slavendrijver’ was de welluidende naam, die wij hem gaven. Het weinige eelt in de handjes bood géén weerstand, dus blaren bolden op in de knuistjes. Zwemlessen waren ook een vast onderdeel van het lesprogramma. Terugkomend van het zwembad liepen we dan door het park naar school.

Op een van deze tochten waren we een weddenschap aangegaan met de meest bravoure snuiter van de klas. Een sprong vanaf de brug in uniform in de met kroos bedekte gracht tegen de prijs van het bij elkaar verzamelde bedrag: van elke leerling ƒ 1,-. In die tijd was dat bij elkaar een aardig bedragje voor de altijd geldgebrek hebbende studenten. Bulletje deed de sprong (in oud uniform) en kwam als een kikker op de wal. Snel naar huis, verschonen en naar school. Maar de directeur wist al van onze misdraging, hij had overal spionnen in de stad. Bij binnenkomst op school werden we al opgewacht, scheldende en brullend was de begroeting: Dit past niet voor aanstaande Officieren ter Koopvaardij. De straf was reeds uitgedacht.Op een zeer warme zaterdag mochten we terugkomen naar school. De smidsvuren flink opstoken, deuren dicht en een berg staven ijzer van 50 mm vierkant lag gereed. Deze staven moesten met voorhamers uitgesmeed worden tot 25 mm vierkant.
Wederom blaren en bezwete overalls. Ter controle kwam de directeur op de fiets (ja, toen fietsten directeuren nog wel) met witte handschoentjes aan, af en toe langs om heel fijntjes te informeren of alles goed ging, want de staven moesten spoedig worden afgeleverd aan een machinefabriek. Wij hebben die heerlijk zomerse dag ruimschoots de nodige lessen smeden opgedaan.

zeeman-2
ZEEMAN IN WORDING deel 2 Martien Claessens

naar boven


Met behulp van de Rotterdamsche Droogdokmaatschappij kwam de Zeevaartschool aan de Jutfaasseweg in Utrecht in het trotse bezit van een Stoom-Triple-Expansie-Machine. Deze stoommachines werden tijdens de laatste wereldoorlog in Libertyschepen geplaatst. Deze schepen transporteerden in konvooi oorlogsmaterieel en troepen van de Verenigde Staten naar Engeland. Een echte ouderwetse ‘Schotse’ stoomketel met drie vuren was al in de machinehal van de school aanwezig. Na enige reparatie en solide bevestiging op de fundatievloer en proefdraaien was het zover, de T.E.M. kon als leermiddel in gebruik gesteld worden. Daarvoor werden o.a. B & W van Utrecht, technisch personeel van de R.D.M., de Scheepvaart Unie en Scheepvaartmaatschappijen uitgenodigd. De benodigde hapjes en drankjes werden door de Hotelvakschool verzorgd. Het grote moment was aangebroken.
De stoommachine goed gesmeerd en royaal van vet voorzien, de stoomketel op druk. De genodigden in grote kring nieuwsgierig vóóraan. Wij, de leerlingen, keurig in witte overalls achter al dat kijkvolk. De directeur van de Zeevaartschool, nogal klein van postuur, een gewezen marineman, stond op een kruk aan de stoomtoevoerregelafsluiter. Veel condenswater vermengd met olie liep in stralen in de goot, waarin de krukas ‘zou’ draaien. Voorzichtig werd wat stoom toegevoerd, telkens de afsluiter wat verder open. Maar… de stoommachine ging niet draaien. Er klonk veelvuldig advies door de machinehal. De directeur met knalrood hoofd was woedend: géén draaiende machine, dat kon toch niet. Dus werd onder een kernachtige uitdrukking een flinke ruk aan de stoomtoevoerregelafsluiter gegeven en hoera, de ‘armen- en benenwagen’, zo wordt de T.E.M. genoemd, ging woest draaien... Maar al het gevormde condenswater met olie en vet uit de ‘krukasput’ vloog rijkelijk in het rond en bedekte de kleren, gezichten en haren van de genodigden: prachtig, glimmend, vies, vettig. Grote hilariteit. Wij, de leerlingen in de achterste gelederen, kwamen er met een enkel spatje op de overalls van af. Veel moest er worden gedept, geveegd en gepoetst, waarna onder het genot van hapjes en drankjes de bewondering klonk voor zo’n prachtige, rustiek draaiende stoommachine, een aanwinst voor de Zeevaartschool.

vijfendertig
VIJFENDERTIG JAAR GELEDEN (1968-2003) J. Kerkhove

naar boven


Het verhaal over de oprichting van de Vereniging van Oud-Employés der Vereenigde Nederlandsche Scheepvaartmaatschappij.

Er is me al enige malen gevraagd te vertellen hoe onze vereniging eigenlijk tot stand is gekomen. Graag voldoe ik aan dat verzoek. Maar de moeilijkheid is, dat het archief uit die jaren niet meer in mijn bezit is en ik dus moet vertrouwen op mijn geheugen. Ik ben bang, dat er na 28 jaar best wel iets vergeten is. Ook zal ik misschien eens afdwalen, maar dat moet U me dan maar niet kwalijk nemen.
Het was gebruikelijk bij de VNS de gepensioneerden uit te nodigen met hun dames een kustreis te maken op een van de Fonteinschepen. Ik geloof dat dit eens per jaar gebeurde. En ik verzeker U, daar werd dankbaar gebruik van gemaakt. Hieraan kwam een eind, toen in 1967 de passagiersdienst op Zuid-Afrika werd opgeheven en 2 van de 3 Fonteinschepen uit de vaart werden genomen. Thuiskomend met een van deze schepen ging ik juist met pensioen.
Begin juni ’68 ontving ik een brief van de directie met het verzoek naar Den Haag te komen voor een bespreking. Op het afgesproken tijdstip waren, naast de directeur de heer Harinck, ook aanwezig de maatschappelijk werkster mej. De Neeve, mevr. Van der Harst en de heren Gastelaars, Haverman, Kerklaan, Lamers en Stip. De heer Harinck (tevens oud-directeur van de KPM), vertelde ons dat hij gedurende de jaren dat hij bij de VNS in dienst was, onder de indruk was gekomen van de hechte band die er bestond tussen de medewerkers van de maatschappij. Dit kwam speciaal tot uiting als de oudgedienden een kustreis meemaakten op een van de Fonteinschepen. Hij zou het jammer vinden als deze contacten verloren zouden gaan. Omdat er bij de KPM al vele jaren een vereniging van gepensioneerden bestond, was het idee geboren een soortgelijke vereniging van gepensioneerden van de VNS op te richten.Op initiatief van mej. De Neeve had hij de aanwezige dame en heren aangeschreven in de hoop dat dezen genegen zouden zijn een tijdelijk bestuur te vormen om zo’n vereniging van de grond te krijgen. Om op weg te helpen, kregen we het huishoudelijk reglement en de statuten van de KPM in handen gedrukt. Verder werd ons toegezegd dat we van de faciliteiten van het VNS-kantoor gebruik mochten maken. Bovendien beloofde men ons, dat als er eenmaal een vereniging tot stand was gekomen, we konden rekenen op een jaarlijkse donatie van de VNS. Dit was het tijdelijk bestuur:

Voorzitter: dhr. J. Kerkhove
Vice-voorzitter: dhr. L. Lamers
Secretaris: dhr. T. Stip
Penningmeester: mevr. M.M. van der Harst-Hoogenraad
Leden: dhr. W.N.C.A. Gastelaars, dhr. J.H.J. Haverman, dhr. P.J. Kerklaan

Tevens werd ons nog meegedeeld dat er op 21 juni ’68 een vaartocht gehouden zou worden naar de Deltawerken met de Erasmus en dat dit misschien wel een unieke gelegenheid kon zijn om alvast wat leden te werven. Van die tocht met de Erasmus had ik zowaar de monsterrol nog in mijn bezit en zag dat er behalve de 180 gepensioneerden ook nog 34 medewerkers van de maatschappij aan boord waren, waaronder o.a. de heer en mevr. Harinck en mej. De Neeve. De namen van enkelen van hen kom ik nu tegen op onze ledenlijst. Toen ik de namen las van de gepensioneerden die aan boord waren, werd ik toch wel even stil, want van deze groep mensen is ruim 70% inmiddels overleden.
Enkele dagen voor de tocht werd nog een bestuursvergadering belegd en een circulaire met bijzonderheden opgesteld. Samen met een aanmeldingsfor­mulier werd dit aan de gepensioneerden bij het aan boord komen ter hand gesteld. Gedurende de tocht werd door het bestuur nog het een en ander aan de dames en heren meegedeeld.
Wat het doel van de vereniging was en over de plannen die in het verschiet lagen. Verzocht werd om toch vooral het aanmeldingsformulier in te leveren, zodat we overtuigd konden zijn dat er animo onder de gepensioneerden voor zo’n vereniging was.
Persoonlijk zag ik het niet zo erg zitten, want de meeste van alle gelezen circulaires verdwenen in de binnenzak van de jas of in de tassen van de dames. Het was voornamelijk op het aandringen van mej. De Neeve dat er toch nog 90 leden werden ingeschreven en dat was zeker geen slecht begin. De tocht met de Erasmus naar de Deltawerken was een belevenis en er werd weer heel wat afgepraat, maar één moment is me altijd bijgebleven. Tegen het einde van de tocht stond ik nog even met de heer Harinck te praten, toen we een stem hoorden zeggen: ‘Hé, we gaan afmeren.’ Waarop een andere stem zei: ‘Wat afmeren, zijn we dan al weggeweest?’ De heer Harinck keek me eens aan en zei: ‘Zie je, dat bedoel ik nou, je hoeft echt geen duur schip af te huren om het ze naar de zin te maken.’
In alle gevallen wisten we nu waar we aan toe waren en afgesproken werd dat we na de vakanties bij elkaar zouden komen, om die club ‘even’ op te richten. Oud-zeevarenden onder ons, merken bij het woordje ‘even’ direct dat er vier zeemannen in het bestuur zaten. Het was een geliefkoosd woordje aan boord, vooral bij de staf. Voorbeelden: H.W.T.K. tegen de 2e: ‘Second, ik hoor net dat we een uur of acht blijven liggen, dat geeft je mooi de gelegenheid om cilinder 4 even te trekken.’ Kapitein: ‘Chief, ik krijg zojuist bericht dat we in de volgende haven een stuk van 40 ton moeten laden en er is daar geen zware kraan aanwezig. Ik zou dus de zware spier maar even laten optuigen.’
Maar gelukkig, we hadden een secretaris die meer verstand had van dat werk en al spoedig stonden we dan ook weer met 2 (of eigenlijk 8) benen op de grond. Ik zal maar niet uitweiden over alle beslommeringen die erbij kwamen kijken.
Een paar maanden later was het dan eindelijk zover en konden we melden dat de Vereniging van gepensioneerde employés der Vereenigde Nederlandsche Scheepvaart-maatschappij een feit was geworden en dat er op 8 oktober ’68 een oprichtings-vergadering annex reünie gehouden zou worden in het restaurant van het VNS-kantoor te Rijswijk. Die eerste reünie was direct al een groot succes. Van de 154 leden (54,2% van het aantal gepensioneerden bij de VNS), die zich tot en met 8 oktober hadden aangemeld, waren er 122 aanwezig. Ze waren zeer enthousiast over het verloop van deze eerste reünie en vertrokken met de belofte dat ze anderen zouden optrommelen, om toch ook beslist lid te worden van de club.
Dit is dan het verhaal van de totstandkoming van onze vereniging, omslachtig misschien, maar ik vond het te simpel om alleen maar wat namen en data te noemen. Van het tijdelijke bestuur van het eerste uur zijn er helaas 5 overleden. Maar voor mevr. Van der Harst en ondergetekende (beiden 22 jaar een bestuursfunctie) en Mej. De Neeve (die ook haar steentje, of eigenlijk een kei heeft bijgedragen), is het altijd een genoegen te zien dat het clubje dat ze eens gebaard hebben, door hard werken en een weloverwogen beleid van de opeenvolgende besturen, is uitgegroeid tot de volwassen vereniging van heden.


naar boven