Ik had een brief geschreven naar de Vereenigde Nederlandsche Scheepvaartmaat-schappij, de V.N.S. Ik hield van een soort regelmaat en had de indruk dat de V.N.S. dit wel bood. Bovendien had Ome Dirk hier vroeger ook gevaren. De V.N.S. schreef een briefje terug dat ik welkom was en ik mocht bellen om een afspraak voor een gesprek op het kantoor in Rotterdam. De Inspectie Rotterdam hield kantoor op Westplein 14. En zo stond ik dan enkele dagen later op de stoep van een statig herenhuis aan het Westplein in Rotterdam. Een echte maritieme wijk. Aan de overkant zat een kantoor van Van Nieveld Goudriaan. Er was een jachthaven met het clubhuis van Roeivereniging de Maas. De grote houten buitendeur zat niet op slot, je kon zo naar binnen. Eenmaal binnen zag ik drie deuren. Op de deur links van mij stond: Kas. Op de middelste stond: Scheepsgezellen en op de rechtse deur stond: Officieren. Trots stapte ik door de deur met het opschrift Officieren en daarbij moest ik onwillekeurig denken aan drie jaar geleden, toen ik als ketelbinkie, zo ziek als een hond mijn eerste zeereis op de Duivendrecht maakte. Ik kwam in een bescheiden kale ruimte met twee clubfauteuils en een tafeltje. Er was niemand in de kamer aanwezig. In een van de muren ontdekte ik een deur en een loket met een matglazen schuifraampje. Naast het loketraampje zat een drukknop. Na enige aarzeling drukte ik op de witte knop en op de achtergrond hoorde ik een soort claxon. Er gebeurde niets. Ik besloot even te wachten voordat ik nog een keer zou drukken. Maar goed ook, want even later zag ik bewegingen achter het loket en het werd opengeschoven. Ondanks de toenmalige grote vraag naar jonge scheepsofficieren, werd mij op niet mis te verstane wijze duidelijk gemaakt, waar de dienst werd uitgemaakt, want om met de meneer achter het loket in contact te kunnen komen, moest ik heel diep bukken. Later is mij gebleken dat het bukken gold tot en met de rang van 3e Wtk of 3e Stuurman. Bij een 2e ranger ging het raampje verder open en bukte de meneer achter het loket ook. Een Hwtk of 1e Stuurman mocht via de deur direct het kantoor binnenlopen. Ik deelde de meneer achter het loket mede dat ik als werktuigkundige bij de V.N.S. wilde komen varen en kreeg daarop een aantal formulieren die ik moest invullen. Daarna werd ik naar de maatschappijdokter gestuurd. Zijn praktijk vond ik ten slotte in een verbouwde loods achter het kantoor. Dokter Louwerier. De keuring verliep zonder problemen en ik werd voorzien van een aantal injecties die middels hogedruk en een soort straalpistool in mijn bovenarm werden gespoten. Die injecties vond ik best interessant. Iets avontuurlijks. ’s Avonds thuisgekomen dacht ik daar anders over, want ik kreeg koorts en een zere arm. Na de keuring en de injecties moest ik terug naar het kantoor. Aldaar vroeg de heer achter het loket of ik al een uitrusting had. Nee, die had ik nog niet. Nou daar wist de heer achter het loket wel raad op, want hij adviseerde mij om naar de firma Cohen te gaan. Daar wisten ze precies welke uitrusting men voor de V.N.S. nodig had. De winkel van Cohen zat niet ver van het kantoor vandaan. Om de hoek in de Scheepstimmermanslaan. De firma Cohen was een speciaalzaak in uniformen van oudsher. Een aardige firma die Cohen. Nog geen dag nadat ik in Den Haag was geslaagd, lag er al een indrukwekkende kaart thuis met de felicitaties van de firma Cohen. Ik dus op weg naar de firma Cohen. Vol trots natuurlijk, want ik ging tenslotte mijn uniform kopen. In de winkel van Cohen werd ik uiterst vriendelijk begroet. ‘Dag meneer…eeh? Krispijn’, hielp ik de man een beetje. ‘Ach ja, Krispijn, bent u onlangs niet geslaagd?’ ‘Inderdaad en de V.N.S. heeft deze winkel aanbevolen voor mijn uitrusting.’ De V.N.S., ja hoor, hij wist precies wat ik nodig had. Met een greep uit een kastje naast de kassa toverde hij een stapel gestencilde vellen papier op de toonbank. Twee vellen vol. De winkel hing vol met indrukwekkende uniformen. Met één streep, met twee, drie, en vier strepen. Naast mij werd iemand geholpen die blijkbaar net promotie had gemaakt, want hij werd uitvoerig gefeliciteerd met dit feit, terwijl men hem zijn uniformjasje en zijn epauletten overhandigde, waarvan men het aantal gouden strepen tot drie had uitgebreid. De heer die mij hielp had alle tijd, want ik bezat geen enkel stuk uitrusting dat op de lijst werd voorgeschreven. Twee koffers, ketelpakken, uniform blauw, witte korte broeken, en hemden met lange mouwen en korte mouwen, witte lange kousen, ondergoed. Niet één artikel dorst ik over te slaan, tenslotte waren dit maatschappijvoorschriften. Voor machinekamerschoenen (pantoffels genoemd) en badslippers verwees de firma Cohen mij naar de schoenenwinkel van de buren, de firma Vegter. ‘Nee, betalen hoeft niet, alleen een handtekening, betalen gaat via de firma Cohen.’ De lijst was nu afgewerkt en de heer ging over tot het opmaken van de rekening op zo’n gezellige ouderwetse kassa. Zo’n grote zilverkleurige versierde kassa met van die grote toetsen. Het leek wel een flipperkast en in paniek vernam ik het totaal bedrag. Zegge en schrijve dertienhonderd vijfentwintig gulden en 62 cent. Exclusief gratis uniformpet van zestien gulden. De aardige verkoper bespeurde mijn paniek en stelde mij gerust, want ik hoefde het bedrag niet ineens te betalen. Ik hoefde zelfs niets te betalen, alleen maar een schuldbekentenis tekenen en een verklaring dat men maandelijks bij de V.N.S. een bedrag van 100,-gulden van mijn afrekening kon afhouden. Dit leek mij een prachtig voorstel, tenslotte had ik die morgen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd getekend, als assistent-werktuigkundige, met een bruto maandsalaris van 283,- gulden. Ik voelde mij de koning te rijk en tekende de mij voorgehouden formulieren, waarbij de verkoper mij toezegde dat de beide koffers franco aan mijn huisadres zouden worden bezorgd. Mijn eerste kustreis als scheepswerktuigkundige. Mijn uitrusting was door de firma Cohen, u weet wel van de Scheepstimmermanslaan uit Rotterdam, keurig thuisbezorgd. Twee weken na mijn indiensttreding kreeg ik een brief van de maatschappij met de mededeling dat ik als assistent was geplaatst op het ss Lissekerk. Eerst moest ik mij melden op kantoor. Vandaar stuurden ze mij naar de bedrijfsdokter Louwerier, die zijn praktijk hield in een houten loods ergens achter het kantoor. De dokter had een mooie blonde assistente en ik denk dat daarom iedereen graag naar de dokter ging. Ik werd voorzien van de nodige injecties. Niet meer met een naald maar met een soort hogedrukverstuiver waarmee de injectie in de bovenarm werd geschoten. Het resultaat was hetzelfde, want ’s avonds werd je rillerig en deed je arm zeer, maar niet lang gelukkig. Het drama met mijn inenting tegen de pokken stond nog in mijn geheugen gegrift. Terug op kantoor vertelde men mij gelukkig dat ikzelf diende te zorgen voor rookwaren en andere verbruiksartikelen zoals tandpasta, zeep, shampoo en al die andere kleine zaken die men normaal thuis in de badkamer heeft staan. Men verwees mij naar de firma Middendorp, gevestigd in de Scheepstimmermanslaan in Rotterdam, aan de andere kant waar Cohen was gevestigd. In het bewuste kleine sigarenwinkeltje bestelde ik voor drie maanden sigaretten en verder wist men precies wat ik nodig had. Net als Cohen, had men een lange lijst waaruit men maar kon kiezen. Een reiswekkertje? Nee die had ik niet. Reiswekker op de lijst met zeep, shampoo, Brilecreem, Fresh Up aftershave, waspoeder, enfin een hele lijst. Betalen hoefde ook hier niet, alleen je handtekening zetten onder het totaalbedrag. Meenemen hoefde niet en kon ook niet want het waren belastingvrije goederen en als men wist met welk schip je meeging, dan zorgde men dat alles netjes aan boord bij de hofmeester werd afgeleverd. De hofmeester bewaarde alle spullen achter zegel. Ik diende mij over twee dagen aan boord te melden voor de kustreis en de grote reis naar de Perzische Golf. Het schip lag in de Maashaven. Ik nam afscheid van mijn ouders, mijn zusje en broertje en stapte met twee koffers op het stoomtrammetje van Oostvoorne van de Rotterdamsche Tramweg Maatschappij, de RTM, naar Rotterdam. Ik stapte uit bij de halte Beijerlandselaan. Daarvandaan moest ik met twee koffers bij de Maashaven zien te komen. Geld voor een taxi had je niet, dus sjouwen geblazen. Je was tenslotte jong en sterk. De eerste honderd meter ging nog wel, halverwege wogen mijn koffers als lood en tegen de tijd dat ik eindelijk het schip bereikte, waren mijn armen 20 cm langer geworden. Daar lag ze dan, ss Lissekerk, een lange zwarte romp, een bescheiden opbouw, zwarte schoorsteen met een soort pet aan de bovenkant en een oranje band.
|