REISVERHALEN --> Allerlei

Verhalen1 Verhalen van een landrot - deel 1
Verhalen2 Verhalen van een landrot - deel 2
Verhalen3 Kijk uit, Pijpie!
Verhalen4 Naar aanleiding
Verhalen5 Het straatje van alles
Verhalen6  
landrot-1
VERHALEN VAN EEN LANDROT - DEEL 1     E.M. Joon

naar boven


Naar zee! In de wereld van na 1945 vond Pa dat zijn twee zoons hun toekomst het beste op zee konden vinden. De familiestamboom wees immers uit dat er al zo'n tweehonderd jaar zout water door onze aderen vloeide en bovendien had Pa zelf een blauwe maandag bij de KPM gevaren. Of wij er lust in zouden hebben was niet aan de orde. Niet in die dagen! L'appetit vient en mangeant. U ziet, vreemde talen liggen mij. Anders was dat met de verschrikkingen van de wiskunde. Toch volhouden zei Pa, zelfs een aap kan het leren als je hem maar genoeg pinda's geeft. Aardrijkskunde, ook belangrijk, oordeelde hij. Inderdaad sommige plaatsen op de kaart bezaten magische klanken: Buenos Aires, Tampa, Dairen, Port Swettenham, Malindi. Prachtig, prachtig, maar ja, voordat je daar ooit zou komen... die wiskunde, he?
Dan was er 'zeemanschap'. Het merendeel van Pa's lessen gingen bij mij het ene oor in en het andere uit. Ik wou gewoon buiten spelen. 'Peiling', 'nonius', 'grootcirkelvaren' en 'een keesje gooien'. Mijn Kees was niet om te gooien maar om mee te knikkeren.
U merkt het al, het was niet aan mij besteed. Pa hield vol. Een paar jaar later volgden de praktijklessen. Op zee en in de haven. Oef! Pa's functie bracht met zich mee dat hij over een aantal riviersleepboten beschikte, edoch helaas ook zeewaardig. Helaas, want sommige zondagen voer zo'n ding, compleet met bemanning, voor ons plezier de zee op.
Ik moet eerlijk zijn, dat was ook leuk, heel leuk. Tropische stranden, duiken in groen, glashelder water, een heerlijke hap nasi tegen de honger, wat wil je nog meer? Nou. Pa wilde nog meer natuurlijk. Dus moesten zijn zoontjes bij toerbeurt aan het roer. De koers was zus of zo. Dan neem je een punt in de verte recht vooruit en met dit grote stuurwiel corrigeer je voor 'drift'. De oudste zoon aan het wiel. 'Goed zo' zei Pa, 'hou'em steady.'
Junior aan de beurt. Een punt in de verte? Ik zag alleen een golvende zee. Niks punt in de verte. De drift kwam al snel. Pats, tik op m'n kop. 'Ik zei toch hou'em steady?' De djoeroemoedi (oude spelling voor de inheemse stuurman) stond naast me en hij probeerde stiekem te helpen. Zo'n wiel heeft spaken en onopvallend gaf hij een rukje hier en een duwtje daar, maar dat mocht niet. Pats. 'Zelf doen' zei Pa. Het zijn het soort momenten waarop een walbaan een sterke aantrekkingskracht krijgt. Na tien minuten mocht broer weer. Gelukkig! Ik moest mee naar het achterdek en samen bewonderden wij het slingerdeslangspoor dat ik achtergelaten had. Je kon zien waar de djoeroemoedi geholpen had! Intussen trok broer zijn spoor: rechtdoorzee.

landrot-2

VERHALEN VAN EEN LANDROT - DEEL 2 E.M. Joon

naar boven


Naar zee! Maar eerst even wat vaardigheden leren, handig voor later. Als deel van de Japanse herstelbetalingen werd een drijvend wrak binnengesleept. Een grote stoomsleper die op de Moesi bij Palembang had gevaren en daar ook weer voor bestemd was.
Tijdens de bezetting had men de vuren met hout en autobanden gestookt en de ketels met zeewater gevuld. Een drijvende roestbak. ‘Geen nood’ sprak Pa, ‘we gaan haar met eigen personeel opknappen’. De boot werd eerst drooggezet en schoongebikt. Ja, ook de broertjes werden ingezet.
In de tropische middaghitte leerden we roestbikken. Hoe dat precies ging weet ik niet meer, het is meer dan 50 jaar terug. Ik herinner me wel dat ik onder de roest zat en dat roest op een zwaar zwetende huid gaat jeuken. Enfin, meer dan twee middagen hoefden we niet. Het bikken hadden we onder de knie.
Op een van die warme middagen dat we loom boven ons huiswerk zaten te suffen verscheen onze auto met chauffeur. Pa was niet ‘aan boord’. Wel een briefje van hem: ‘meekomen met chauffeur, petje en oude broek’. Getverdegetver! Een klus! De chauffeur wist van niets maar Pa was bij de boot. Het herstel was intussen zover gevorderd dat de zaak weer dreef. Nu moest alles in de menie gezet worden. Beste mensen, menie is oranje van kleur en het is de onderste laag waarover de echte verf komt. Meniën is een werkwoord in de meest letterlijke zin van het woord. Schilderen is iets heel anders, vandaar dat het in de scheepvaart ‘tjetten’ genoemd wordt. Verf breng je aan zal ik maar zeggen en menie smeer je erop…‘Wrik het sloepje maar hierheen’ riep Pa vanaf de boot. Wrikken? Ja, met een riem achterop heen-en-weergaand moet je theoretisch vooruitkomen. Zuiver theoretisch natuurlijk, want mijn wrikje -hoe moet je zoiets dan anders noemen?- liet het sloepje dol in de rondte draaien. Pa riep geërgerd dat broer senior het maar moest doen en na wat gewrik lagen we langszij. Naast de sleepboot bedoel ik, maar dat heet ‘langszij’.
Het meniewerken werd ons uiteengezet en fluks aan de slag! Pats! Zwijgend wees Pa naar een haartje van de kwast. Dat haartje zat vast in de menie. Met een snelle draai van de kwast moest je dat direct verwijderen. Helaas, even later zat dat haartje weer vast. Pats! Pets! Ik had zowaar een ‘heilige dag’ gefabriceerd. Hartstikke fout! Ik kan u tot op heden niet goed duiden wat een ‘heilige dag’ is, maar toen ik die weg kreeg zat dat vervloekte haartje er weer op. Na wat gepets en gepats werd ik van verder werkzaamheden uitgesloten. Pa gaf het op. Van broerlief's diensten werd nog ruim gebruik gemaakt en die is dan ook later stuurman geworden. Ja, bij de VNS.
Aan de wal leerde ik later hard en lang werken. Dat moest wel want ik moest de huisschilders betalen. Laatst zijn ze nog geweest en toen ze zich aanmeldden riep ik joviaal: ‘Heren ga uw gang maar geen heilige dagen hoor! Ze keken me niet-begrijpend aan. Die vaklieden van tegenwoordig weten ook werkelijk niets meer.

pijpie

KIJK UIT, PIJPIE!   Willem Oranje

naar boven


In 1958 startte mijn loopbaan op de 2e verdieping van Westplein 14, afd. Inkoop. Rekeningen controleren en kijken of er geen dubbele facturen door slopen. De eerste maand ging het echter al fout. De heer Fabry dreigde met ontslag, maar de oud- gezagvoerder en Inspecteur A.F. Disselkoen redde mijn situatie. Maar deze persoon had in de Tweede Wereldoorlog voor ernstiger zaken gestaan. Uiteindelijk mocht ik bestelorders typen met een carbonnetje ertussen. Nog later ging ik ook de scheepsuitrusting bestellen. Laad-, hanger- en rammelblokken, laadrepen, patentborgen, schenkels, branderplaatjes, pressennings, luiken, boven- en onderwaterverf, gereedschap, enz., enz. Wat zit er al niet aan of op een vrachtschip nietwaar. Al deze goederen werden afgeleverd in magazijn New Orleans Rijnhaven, eerst bij Bootsman Mommers, later bij Bootsman Jaap Veenstra. Ladingmateriaal, zoals sjordraad, hamburgers (jawel, zo heten die spanschroeven), stuw- en garneermateriaal in de magazijnen van Bootsman Floor Duijvenbode en Bootsman Jan Meinders. Jan was een zeer consciëntieus Bootsman, die zelfs de kuiltjes sjordraad namat. Als hij op kantoor zijn verhaal kwam doen, leek hij op de Bootsman die tijdens een storm zijn orders aan de matrozen uitdeelde. Hij had als hobby ‘schiemannen’ en ik heb van hem nog een prachtig werkstuk in huis; een keesie maken was voor hem kinderwerk.
Omstreeks 1965 verhuisden wij naar Parklaan 1. Groter, want de Amsterdamvloot kwam erbij. Na het plotseling overlijden van de heer Fabry, nam de heer J. (Koos) Groenendijk enkele maanden de leiding over en werd later opgevolgd door M(Maarten) C. Hoek.
Na pensionering van kapitein Disselkoen werd Koos, zoals wij hem onderling noemden, inspecteur. Ik wil hierbij vermelden, dat er een zeer gemoedelijke sfeer op kantoor heerste, een ‘praatje pot’ tussen hoog en laag was normaal. Alleen was het wel Willem, maar geen Koos en een foute koers werd door Maarten gevolgd door de opmerking ‘kijk uit, pijpie’. In 1969 werd de heer Groenendijk directeur en in 1970 directeur Nedlloyd. Vertrouwen, ja, bij afwezigheid van mijn Chef tekende ik de bestelorders, die ik soms zelf had gemaakt. Fusie. Aan boord van ons ms Randfontein maakten VNS, SMN en KRL met elkaar kennis onder het genot van een drankje en een hapje koud buffet. Verbazing en ongeloof volgden, toen de heer Groenendijk naar ons toeliep en vroeg: Willem, kun je al en beetje wennen?
Een situatie bij de VNS normaal, maar voor de SMN en KRL was die afstand te groot. Mijn naaste collega haalde dat later nog aan. Mijn nieuwe Chef (ex SMN) had een andere toespraak. Hij heette ons welkom, verwachtte dat wij ons best zouden doen en op corruptie en diefstal zou onmiddellijk ontslag volgen. Als voorbeeld haalde hij aan, dat een havenarbeider onmiddellijk werd ontslagen toen hij bij het ontschepen van proviand van het ms Oranje een kippetje in zijn stikkezak had verborgen. Ik was gewaarschuwd en verbouwereerd! Staaldraden, blokken verdwenen van de bestellijsten en werden vervangen door twistlocks, stacking cones en bridge fittings. Containerschepen met 16 man aan boord, geen sextant, maar satellietnavigatie. Geen Leen Versendaal of Floor Kuiper meer in de pantry voor een bakkie. Mijn periode bij de Nedlloyd tot 1995 is een iets ander verhaal, waarmee ik u niet lastig wil vallen. Het verschil wordt nu al voelbaar.

aanleiding

NAAR AANLEIDING  

naar boven


Van onze oproep om medewerking voor het V.N.S.- Nieuws ontvingen wij van een oud-
V.N.S.-er onderstaande ontboezeming in dichtvorm, die wij curiositeithalve plaatsen.

 

De eerste levensjaren van de V.N.S.
Ontstaan uit samenwerking van Nederlandse Rederijen

gevoed, geleid, gesteund door Moedermaatschappijen
Werd 't kind gekleed als d' ouders, zwart-wit, muts met oranje band.
Het zwaaide een eigen vlag, de kleuren van het Land.
 
De schepen welke de baby ter beschikking stonden
Waren door Moeder Maatschappijen gekocht in Engeland (met veel ponden)
oorspronkelijk Duits bezit, als oorlogsbuit beschouwd,
werden ze na veel pourparlers aan baby toevertrouwd.
 
De Britten hadden ze genoemd naar Abbeys (Kloosterkerken).
(Wellicht met het idee om 't vloeken te beperken).
En Moeder, doodvermoeid, verlangend naar vakantie,
Ontwikkelde eerst nog een namenreeks in "Schip-Kerk" alliantie.

Als Duitse schepen, wel niet nieuw, doch hecht en sterk gebouwd,
Had Moeder in gedachten ze reeds aan Lloyds toevertrouwd.
Toen echter bleek dat Lloyds nog steeds "war minded" was
Werden de Kerkschepen ondergebracht bij Veritas.
 
Na een paar jaar werd 't aantal schepen plotseling sterk vergroot
Door overname der Rotterdam-Zuid-Afrika Lijn, plus vloot.
De namen van de schepen bleken voor de V.N.S. aantrekkelijk te zijn.
Het waren Jagers-, Klip-, Rand-, Riet- en Springfontein.
 
Aldus kwam de passende Fonteinnaam in de V.N.S.
Doch het bestuur der Maatschappij leerde een dure les.
’t Verdwijnen van een concurrent: succes voor al de Moeders.
De naam Fontein werd duur betaald (de schepen waren I….).
Twee kwamen van Japan, 't heeft mij altijd verwonderd,
Dat die wel kregen Lloyd's approval (A-I, een kruis en 100!).
Vier ervan hadden een z.g. passagiers accommodatie.
Veel wijziging was nodig, altijd veel reparatie.
 
Toen nog wat later V.N.S. meer afvaart moest offreren
Kon Moeder S.M.N. zes op- (en af)leggers fourneren.
Ze waren oud, doch hielpen uit, zij laadden en zij losten,
Maar ... ook zij brachten met zich mee veel reparatiekosten.
 
Het was bedenkelijk dat, toen V.N.S. 10 jaren oud was
Er slechts één klein kustschip, de "Holland", voor haar gebouwd was.
De oude schepen moesten varen en geen moment verpozen
Voorwaar het pad der V.N.S. was niet bezaaid met rozen.
 
Dat toch haar vlag zich ophield en dekte Oceanen
En het Bedrijf ontplooide in steeds verruimde banen
Kwam door het wijs beheer van de Gedelegeerden,
Die, vanuit 's-Gravenhage het scheepsbedrijf beheerde

Doch ook: de lieden die de oude vloot bemanden
En die de Maatschappijvlag voerden naar vele verre landen,
En zij, die zorgden voor 't bedrijf aan land en voor d' administratie,
Deden het hunne ter verkrijging van steeds betere reputatie.
 
1928 zag het tweede nieuwe schip verschijnen
De "Nieuwkerk" deed haar intree op de Afrika lijnen
Als vrachtschip zeer geslaagd, door passagiers verkozen,
Bracht zij op 't pad der V.N.S. een paar bescheiden rozen.
 
1929 zag V.N.S. volwassen en staande op eigen benen
(Zij kon in de depressie zelfs d'Ouders hulp verleenen).
Deze, beseffend dat het ouderschap ontaarden kon in sleur,
Benoemden voor de V.N.S. een Administrateur.
 
Ik meende in dit overzicht geen namen te verluiden,
Doch velen die hem kenden zullen 't mij euvel duiden
Indien ik hier de naam "van Eendenburg" niet vermeld
Geen betere Leider had de V.N.S. kunnen worden gesteld.
 
1930 als aanvang der depressiejaren,
Zag schepen worden opgelegd, slechts weinig bleven varen.
Scheepswerven waren zonder werk, veel werden opgeheven.
Slechts de V.N.S. bezat de moed opdrachten te geven.
 
't Einde van de depressie zag nieuwe Kerken en Fonteinen,
Veel oude waren reeds verdwenen of gingen toen verdwijnen.
De V.N.S. betrad een nieuwe era, de horizon was 't-end.
Wat daar achter lag verborgen was slechts aan God bekend.

straatje

HET STRAATJE VAN ALLES   H. van der Vliet

naar boven


De tijd als stuurmansleerling blijkt voor de ex-collega's al in het eerste nummer van VNS-TNT een bron van inspiratie te zijn. Wat waren wij nog jong en naïef. Het is in het jaar 1948, een reis rond Afrika met het m.s. "Oranjefontein".
In die jaren bedroeg het aanvangssalaris f. 100.- per maand waarvan tijdens de reis eenderde  opgenomen mocht worden in de vorm van deviezen. Voor een avondje stappen in de vreemde nooit echt voldoende. Geld in de vorm van vreemde valuta
was dus een begeerd artikel en de derde stuurman, die was belast met de gageadministratie, bekleedde dan ook een machtspositie. Het afronden naar boven of beneden van het tegoed kon een verschil van een heel pond uitmaken.
In de Zuidafrikaanse havens waren wij door gebrek aan geld steevast aangewezen op de zeemanshuizen van de "Flying Angel Club", waar men films draaide en dansavondjes organiseerde. Lieve meisjes maar zij werden wel goed bewaakt door die vliegende engel. Op de thuisreis werd Genua aangelopen, daar hadden wij veel over gehoord. Iedereen aan boord wist te vertellen over het beroemde kerkhof, het Campo Santo, maar daar ga je maar een keer naar toe en dat stel je zo lang mogelijk uit. Meer aantrekkingskracht had het "straatje van alles" waarvan
niemand de echte naam kende.
Op de vraag van de derde stuurman of wij geld wilden opnemen antwoordden wij volmondig: "Alles wat wij tegoed hebben." Vervolgens kregen mijn collega-leerling en ik ieder het vorstelijke bedrag van 1000 Lires uitbetaald in één enkel bankbiljet met de afmetingen van een zaterdageditie van de Telegraaf. Van de koopkracht hadden wij niet het flauwste benul, maar zo dachten wij tegen het einde van de reis moest dat aanzienlijk zijn. Wij vergaten dat de derde stuurman bij zijn berekening van ons tegoed wel iets had moeten aftrekken aan sociale premies, loonbelasting, wasserijgeld maar ook onze drankrekening. De laatste aftrekpost bleek altijd hoger dan je voor mogelijk hield. De cadeautjes voor thuis, ingekocht bij Simon Arzt in Port Said, waarvoor wij slechts een handtekening hadden hoeven te zetten, waren wij geheel vergeten. Dus zoveel konden die duizend lires eigenlijk niet voorstellen ondanks de afmetingen van dat biljet Wij stapten echter die avond de wal op met het idee dat daarvoor een flink deel van de stad te kopen viel.
Bij de Trevie-fontein (ik weet wel, die staat in Rome maar in Genua hebben ze ook iets dergelijks) kwamen wij in contact met twee lieve Italiaanse meisjes met ogen als zwarte olijven. Wij smolten weg en vroegen hen of zij iets met ons wilden gaan drinken. Nu dat wilden zij best. Wij streken neer in een tent waar ook gedanst kon worden en bestelden royaal waar zij om vroegen. De eerste kassabon, die door de ober discreet op tafel werd gelegd, gaf een bedrag van 1600 lires aan. Wij meenden toen nog dat die twee nullen achter de komma stonden en gingen derhalve onbezorgd door met bestellen zonder erg te letten op die stapel bonnetjes. Toen er afgerekend moest worden legde ik dat biljet van 1000 lires geheel opgevouwen op tafel en vroeg de ober of hij dat zou kunnen wisselen. Het duurde even voordat de verschrikkelijke waarheid tot ons doordrong. Mijn collega haalde vervolgens zijn krant te voorschijn maar beide biljetten samen waren bij lange na niet voldoende om de rekening, die was opgelopen tot ongeveer 5000 lires, te kunnen voldoen.
Een bijzonder pijnlijke situatie maar toen bleek dat het inderdaad hele lieve meisjes waren, want zij pasten het verschil bij en brachten ons weg tot aan de ingang van de haven. Onderweg informeerden zij of wij aan boord misschien ook nylonkousen hadden, maar die hadden wij niet. Zelfs de kapper aan boord kon ons daar niet aan helpen, mogelijk ook kon hij ze niet missen want in die jaren werden dergelijke artikelen eerder als wettig betaalmiddel erkend dan papiergeld.
Het had ook weinig zin om bij de derde stuurman aan te kloppen voor een aanvullende uitkering dus stapten wij even later weer de wal op met ieder twee sloffen Camel in de broekspijpen. Het was uitsluitend bedoeld om onze ereschuld te voldoen maar de douane, die ons aan de poort fouilleerde, was niet gevoelig voor dat argument en nam dankbaar alles in beslag. Die avond hebben wij die meisjes niet meer terug gezien.
In het najaar van 1985 maakten mijn vrouw en ik vanwege het Etruskische jaar een reis naar Umbrié en Toscane. Nadat wij onze dorst naar culturele kermis voldoende hadden gelest, herinnerde ik mij dat de Ligurische kust mij vroeger altijd zo bekoord had. Zo kwam ik weer eens terug in Genua en bezocht toen wel het Campo Santo. Het Agenzia Maritime Olanda aan de Via Cairoli was niet meer terug te vinden. De Olanda Bar in het "straatje van alles" nog wel, alleen was het interieur gemoderniseerd en veranderd in een coffee-bar. Dat hele straatje, dat de Via del Campo blijkt te heten, is trouwens onherkenbaar veranderd. Bijna uitsluitend winkels met elektronische apparatuur. Blijkbaar heeft de moderne zeeman een anders gerichte belangstelling maar het kan natuurlijk ook zijn dat de Italiaanse meisjes hun nylons gewoon in de supermarkt kopen. Of is dat ook weer naïef gedacht?


naar boven